Column | Wanneer Campert sprak, regende het geschenken

Ellen Deckwitz

Een van de beste optredens van Remco Campert vond plaats in 2011, in het Comedy Theater aan de Nes. Hij zat in het publiek, werd aangekondigd, sloeg zijn glas achterover en schuifelde naar voren. Hij moest geholpen worden om het podium op te komen, maar eenmaal achter het katheder veranderde hij van een fragiele bejaarde in een supernova. Het ene na het andere gedicht denderde door de zaal, hij bezong de gekke wereld waarin het leven ons katapulteerde en bezwoer ons dat het ondanks alles oké is om een mens te zijn, stinkend, falend en sterfelijk.


Lees ook onze necrologie: Remco Campert: meester van lichtvoetige waarneming

De Amerikaanse dichter Bob Holman zei eens dat een goed voorgedragen gedicht iets is om te koesteren, een geschenk van het moment, en dit was een cadeau van jewelste. Wanneer Campert sprak, regende het geschenken. Ontroerend, maar soms ook hilarisch. Al zijn droeve verzen over de dood ten spijt kon hij ook ontzettend grappig zijn.

De afgelopen 24 uur viel zijn beroemde „Poëzie is een daad” overal te lezen en te horen, met het bekende begin „Poëzie is een daad/ van bevestiging. Ik bevestig/ dat ik leef, dat ik niet alleen leef” en de nu extra beladen slotregels: „Tenslotte wint de dood, jazeker/ maar de dood is slechts de stilte in de zaal/ nadat het laatste woord geklonken heeft/ de dood is een ontroering.”

Prachtig, maar op een zeker moment werd Campert bij optredens en voor verzamelbundels zo vaak om dit ene gedicht gevraagd, dat hij er helemaal klaar mee was en er een satire op schreef: Tegen opname in de zoveelste bloemlezing. Het begint met: „Poëzie is een daad/ van ontkenning. Ik ontken/ dat ik leef” en eindigt met: „Elk woord dat wordt geschreven/ is een bijdraag tot de ouderdom/, tenslotte wint de dood/ en hoe.”


Lees ook Vijf tips uit het oeuvre van Remco Campert

Inderdaad: en hoe. Natuurlijk wist iedereen dat Campert geen twintig jaar meer had, maar toch. Ondanks die tere gezondheid was zijn geest nog steeds zo scherp, zijn voordracht nog steeds zo vurig, zijn teksten nog steeds zo pakkend. Hij bleef een fontein aan vertellingen, kwinkslagen en observaties, onmogelijk dat daar ooit een einde aan zou komen. Nu hij er niet meer is heb ik last van conflicterende gevoelens. Enerzijds is er berusting: wat toch eens moest gebeuren is gebeurd, hij was geweldig en laat een prachtig oeuvre na. En anderzijds is er ontkenning, dezelfde opstandigheid die Campert zo mooi bezong in de regels „Verzet begint niet met grote woorden/ maar met kleine daden.” Waardoor ik heb besloten om voor vandaag nog even te doen alsof hij er gewoon nog is. Laat dat, ook al is het maar voor een paar uur, een kleine daad van wereldformaat zijn.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….