Column | Tijdreizen

Ellen Deckwitz

Onlangs liep ik met goede vriend I. over straat toen er opeens een knal klonk. Het bleek een fietser met een klapband. Vogels vlogen op, mensen keken even om en liepen weer door en I. zat met zijn handen over zijn oren trillend achter een vuilnisbak. Hij kan niet tegen onverwacht lawaai, een erfenis die hij dankt aan een jeugd in een oorlogsgebied. Hij is nooit helemaal van die knalangst afgekomen. EMDR hielp een beetje maar nog steeds viert hij Oud en Nieuw op de Veluwe, en nog steeds verandert hij bij plotseling kabaal in een bibberend hoopje mens.

Ik stak mijn hand naar hem uit, hij liet zich omhooghijsen, haalde diep adem en begon toen vanuit het niets de tafel van twaalf op te zeggen, waarbij hij van het ene op het andere been hupste. Hij deed het discreet, van een afstandje leek alles ongetwijfeld oké, maar ik snapte er helemaal niets van. Telkens als ik probeerde te vragen waar hij mee bezig was, siste hij dat hij nog heel even nodig had.

Na een paar minuten was er weer wat kleur op zijn wangen, maakte hij een kniebuiging en keek hij me blij aan.

„Wat deed jij nou?” vroeg ik.

„Mijn zenuwstelsel slaat altijd zo op hol bij harde knallen”, legde I. kalm uit. „Mijn nieuwe therapeut zegt dat je dan in een ouder deel van je brein zit, het deel met de vecht-ofvluchtreflex. Ze gaf me de tip om een ander hersengebied aan te spreken, je logische in plaats van je emotionele kant. Dus vandaar die tafel van twaalf. Ik heb inmiddels ontdekt dat als je daarbij ook nog eens een beetje hupst, je nog sneller weer in het hier en nu terechtkomt. Het haalt je terug uit een verleden waarin je onveilig was, naar een heden waarin er eigenlijk niets aan de hand is.”

‘Wauw”, zei ik. „In feite ben je aan het tijdreizen!” „Inderdaad! Door rekenen en een beetje stuiteren ga ik dertig jaar vooruit, terug naar het veilige 2023.” Toen werd hij pips rond de neus. „Pfoeh”, slikte hij. „Ik moet nog even door, het is nog niet weg.”

En daar ging hij weer, huppend, van je 12-24-36-48 enzovoort. Ik deed mee. Tot het bloed adrenalinevrij was, tot de rivieren in hem het verleden achter zich hadden gelaten en de tijdmachine die ieder lijf nou eenmaal is, hem weer thuis had gebracht.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….