Column | Stuiptrekking

Ik zat vrijdag aan bij Sophie van Sophie & Jeroen, als Vitesse-supporter tegen wil en dank. Ik kwam de noodklok luiden, maar het wereldnieuws zat tegen. Ik denk dat ik de enige ter plekke was die het echt erg vond van Vitesse. Navalny was dood, iedereen was er somber aan toe, ik ook, wat ik ging zeggen deed er niet toe. Ik was de club geworden: een langzaam neerdwarrelende sneeuwvlok op weg naar warme grond.

Op de weg terug al werd ik gebeld door een Arnhemmer die zijn naam niet wilde zeggen, mijn telefoonnummer circuleert helaas in die kringen. Of het niet eens tijd werd om naar buiten te treden.

„In Hilversum heeft niemand het over Vites. Nu ben jij aan zet, je hebt er genoeg aan verdiend. Of niet dan? Of zeg ik nou iets geks?”

Ik zei dat ik op de terugweg was van televisie.

„Liegbeest”, zei de man, die me ook al heel lang niet op de tribunes had gezien en hij kon het weten want hij hield alles in de gaten.

Ik besloot wel naar de wedstrijd tegen FC Volendam te gaan. Lucie van Roosmalen (8) wilde per se mee. Op de school in het dorp zijn ze allemaal voor Ajax, en de sukkels voor AZ.

Heel veel mensen van vroeger gingen ook, alsof ze allemaal het gevoel hadden dat het misschien snel afgelopen zal zijn.

Ik schrijf dit stukje bewust vooraf, vanuit de intercity van Zaandam naar Arnhem, achteraf bekeken zal het allemaal anders zijn afgelopen.

Bij Utrecht kwam het bericht dat interim-directeur Peter Rovers het volksgericht niet heeft afgewacht, hij kondigde zijn vertrek aan. Nu Coley Parry en de andere Amerikanen nog. Ik verwachtte een kolkend Gelredome, een demonstratie van aanhankelijkheid, een liefdesverklaring aan de club die zoveel meer is dan voetbal. Op het elftal durfde ik niet meer te rekenen. Ik had een filmpje gezien van de laatste training, waar supporters en trainer Edward Sturing elkaar vonden. Ze schreeuwden naar onze onkundige spelers dat ze moeten winnen. In een ander leven word ik trainer, dan roep ik tegen de missende spits dat hij raak moet schieten en tegen de keeper dat hij de ballen moet tegenhouden.

We reden Arnhem binnen, hand in hand liepen we naar de supportersbussen. Lucie van Roosmalen kneep in mijn hand, ik denk dat ze schrok van de anderen.

„Zijn die ook Vitesse?”

Daarna recht uit de ziel: „Wat neem jij straks bij McDonald’s?”

Een mooie laatste zin.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.