Column | Stilstaand water

Marcel van Roosmalen

We hebben ons huis te koop gezet. Bij dezelfde makelaar als van wie we het kochten. Ik was een paar dingen vergeten. Hoe stressvol het is om alles op te ruimen vanwege ‘de foto’s’, de ellendige vragenlijsten waar je doorheen moet. Er was een man met een baard en een apparaat gekomen. Hij hield het krampachtig voor zijn borst en concludeerde een paar uur later dat het huis kleiner was geworden. Hij zei dat heel veel mensen tegen zijn metingen aanliepen.

„De NEN 2580-meting is nu de standaard.”

Er zat niets anders op dan dat te omarmen, verzet was zinloos, of ging jaren duren.

Het huis veranderde.

In de slaapkamer kwam een stoel met een teddybeer naast het bed, er hing een bosje droogbloemen op het toilet en de styliste was ook even door de boekenkast gegaan. Alles stond nu op kleur, over het boek Totaal, toch mijn trots, werd gezegd dat het of op ‘de koffietafel’ of naar zolder moest.

Wilden we een eyecatcher, een driehoek op het raam? Of per direct een bord in de tuin?

„Liever na het weekend”, hoorde ik mezelf zeggen. Een bord in de tuin voelde als een punt aan het eind van een zin.

Wilden we een eyecatcher, een driehoek op het raam? Of per direct een bord in de tuin?

Ik fietste gisteren toch anders door het zo vervloekte lintdorp. Ik ga slecht op grote veranderingen.

Bestond de mogelijkheid dat ik dingen ging missen? Geef de dorpen maar eens de kost, waar ze zo’n groot filiaal van het Kruidvat hebben, waar je kunt kiezen uit 28 kappers, waar je gratis kunt parkeren op verschillende betonnen velden en waar de mensen je met liefde wijzen op de regels waar ze zich met elkaar aan vastklampen. Nooit was het bestuur fysiek zo dichtbij, ik kende de wethouders van gezicht en naam.

Het muntje had opeens ook een keerzijde.

De vertrouwde dynamiek rondom het schoolplein.

Het vele water.

Het open veld.

De wind.

De slagers.

Het café aan de overkant.

Sommige inwoners.

De feesten: ‘Derde Pinksterdag’ en ‘het Bokkentochie’, waarop ze allemaal tegelijkertijd bezopen zijn.

De harmonie die oefent in het gemeenschapshuis achter ons huis. Steeds dezelfde symfonieën, omdat ze nooit compleet zijn en daar dan blijmoedig over doen.

Een buurvrouw vroeg me – ze hield me met kinderwagen en al staande in de regen: „Heb jij enig idee wat ze dit jaar doen met de kerstverlichting op straat? In verband met de crisis?”

Geen idee.

„Niemand die het weet”, zei ze. „We piekeren ons suf.”

Heerlijk huis en dorp verder, ideaal met kleine kinderen.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.

Lees verder…….