Column | Mannen uitlachen is het beste ooit, tot ze echt machteloos zijn, vind ik


De borden van ons voorgerecht stonden al een poosje te wachten om weggehaald te worden. We waren op het punt van de avond aangekomen dat we, rozig van de glazen wijn, probeerden te achterhalen wie toch die beroemde, grijze Engelsman met dat weke kinnebakje was. Onze tafelgenoten, Willems broertje en onze schoonzus, hadden dit heerschap tijdens hun zomervakantie op een terras zien zitten. Ze herkenden hem, maar wisten niet meer hoe hij heette. Sindsdien probeerden we het raadsel zo nu en dan gezamenlijk op te lossen. Alastair Stewart van de BBC opperde ik nu, of die met die bolle ogen van Moulin Rouge, hoe heet hij nou. Jim Broadbent. Of Robbie Coltrane, maar dan niet dood. Of, nee, Bilbo Baggins.

Pas na twintig minuten realiseerden we ons dat Willem al een poosje niet meer aan tafel zat. Hij bleek ons meerdere keren gebeld te hebben. Er waren ook apps achtergelaten in onze gemeenschappelijke appgroep waarin het van een bescheiden ‘Jongens, het slot van de wc is een beetje stroef’, naar ‘KAN IEMAND NU KOMEN!!!’ was gegaan.

We kwamen als één man overeind en stommelden het trapje naar de kelder af, waar de wc’s waren. „Willem?”, tjilpte ik. Gedempt hoorden we van achter een deur zijn stem komen. „Ja, hier ben ik”, klonk het ongemakkelijk. Mijn schoonzus en ik begonnen als Pavlovhondjes te giebelen, want er is voor vrouwen niets leuker dan mannen in een penibele, licht vernederende situatie aan te treffen. Noem het een instinctieve reactie, noem het een historische wraakoefening, maar wij klapten in onze handen van sidderend plezier.

Nadat mijn zwager de deur van boven tot beneden betast had, besloten we er een professional bij te halen. De ober die ons kwam helpen, keek minder geamuseerd. „Mijn broer zit vast op de wc”, zei mijn zwager. „Zei hij nou grote broer”, mompelde ik, waarna mijn schoonzus en ik weer begonnen te proesten.

„Dit komt even heel slecht uit” , antwoordde de ober. „Het is heel erg druk boven.” Met korte, rukkerige beweginkjes begon hij met een schroevendraaier de scharnieren los te draaien.

„Willem”, schreeuwde hij opeens heel hard. „Je moet niet zelf aan de deur trekken.”

„Maar dat doe ik helemaal niet”, hoorde ik zachtjes. Het wilde niet vlotten. Mijn zwager begon de ober te helpen. De ober zuchtte woedend bij ieder losgekomen schroefje. Achter de deur was het nu stil. Ik bedacht me opeens dat Willem best eens last zou kunnen hebben van claustrofobie. Niet dat hij daar eerder blijk van had gegeven, maar is tegenwoordig niet iedereen een mozaïek van angsten en fobieën? „Willem?”, zei ik. „Gaat het nog?” Er klonk wat somber gemompel. Mijn geamuseerdheid verdampte. Mannen uitlachen is het beste ooit, tot ze echt machteloos zijn, vind ik. Je moet er ook mee uitkijken. Kijk maar naar Thierry Baudet.

De ober draaide het laatste schroefje los. „Ja, nu dus wel duwen, Willem”, tierde hij. Met een donderend geraas schoot de deur uit zijn voegen.

Willem kwam enigszins verfomfaaid, maar waardig naar buiten gewandeld. „Blij dat je je broek niet nog op je knieën had”, probeerde mijn schoonzus nog. We liepen terug naar onze tafel, waar een afgekoeld hoofdgerecht op ons wachtte. Zwijgend begon Willem te eten.

„Jeremy Clarkson”, zei hij na een poosje kalm.

Ik keek mijn schoonzus doordringend aan.

„Misschien wel”, zei ze verstandig.

Lees verder…….