Column | Kleine beschutte hoek

Gisteren belde een goede vriendin met de vraag of ik langs kon komen voor de verjaardag van haar moeder. Ik had die moeder nog nooit ontmoet, sterker nog, ik dacht dat ze elkaar al jaren niet meer spraken maar goed, als ze wilde dat ik mee kwam kon dat. „Nee, nee, ik ga haar niet zien, ben je gek”, zei mijn vriendin. „Ik wilde gewoon even haar verjaardag vieren.”

Dat kon blijkbaar zonder de jarige zelf.

Toen ik binnenkwam stonden er twee kwarktaartjes op tafel, elk met een kaarsje erin. Mijn vriendin ontkurkte een fles bubbelsap, deed een wens en blies de kaarsjes uit. Terwijl ze het gebak naar binnen werkte, vroeg ik haar of alles goed was.

„Jazeker”, zei ze.

„En hoe gaat het tussen jou en je moeder?”

„Prima, zolang we elkaar niet te veel spreken.”

Ze zag me kijken.

„Mijn moeder is niet de makkelijkste”, zuchtte ze. „Nooit geweest. Bemoeizuchtiger dan China en altijd geneigd tot emotionele chantage als de dingen niet gaan zoals ze wil. Ik heb geen makkelijke jeugd gehad. Maar ze had ook haar lichte en lieve momenten.”

„Dat is fijn.”

„Nou”, zei ze terwijl ze haar mond afveegde, „juist met het bestaan van die zachte kant heb ik lang geworsteld. Het was makkelijker geweest als ze compleet kwaadaardig was, want dan kon je de deur meteen dichtgooien, alle contact verbreken, klaar.”

Terwijl ze het gebak naar binnen werkte, vroeg ik haar of alles goed was

Ze schonk me nog wat bubbelsap in. „Maar ze was ergens ook wel weer geweldig. Ze nam het altijd voor me op als ik problemen had op school, we waren als tafeltennisteam onverslaanbaar en aan onze vakanties samen bewaar ik vooral goede herinneringen. Ik was daar vroeger weleens boos om. Waarom kon ze niet de hele tijd zo leuk zijn? Ik wist dat ze het in zich had en snapte niet dat ze de overige 90 procent van de tijd zo moeilijk deed. Het duurde lang voor ik haar kon accepteren voor wat ze was. Nog steeds kan ik haar slechts een paar uur zien voor mijn schouders vast komen te zitten, maar het hebben van contact doet me goed. Zolang het gedoseerd is, gaat het best.”

„Is er een kans dat je ooit weer samen haar verjaardag viert?”

Daar moest ze even over nadenken.

„Nee. Ik doe dit ook niet voor haar, maar voor mij.”

En, ten slotte: „Ik heb eindelijk een kleine, beschutte hoek gevonden waar ik van haar kan houden zonder dat het tegen me kan worden gebruikt.”

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.