Column | Ik geloof dat de wereld een willekeurige bende is


‘Het was twee weken voor de bruiloft. En poef”, zei hij, en keek me via de achteruitkijkspiegel aan. Buiten was het donker, binnen was het warm. We zoemden zachtjes voorbij de Suikerfabriek richting de stad. Paars licht, rechtstreeks uit de toekomst, scheen via smalle led-strengen aan de binnenkant van de autodeuren op mijn benen. Ik probeerde aantekeningen te maken voor het literaire programma dat ik ging voorzitten. Glazen plafond. Matilda-effect. Nelleke Noordervliet won dit jaar de Gouden Ganzenveer. Bij het instappen had hij me gevraagd of ik dienst had en had ik mompelend geantwoord dat ik schrijver was en andere, belangrijkere schrijvers ging interviewen. „Dan heb ik iets voor je boek”, zei hij. Even had ik spijt. Waarom kon ik niet gewoon gynaecoloog zijn, op weg naar een nacht vol tangverlossingen.

„Ik hield van haar. Stel je voor hè, ik had twee jurken voor haar gekocht. Een zaal afgehuurd. Overal geld geleend. En opeens was ze verdwenen. Werd mijn vader gebeld door haar vader dat het niet doorging omdat ik disrespect had. Ik weet nog steeds niet wat ze bedoelen.” Zijn wenkbrauwen als verdrietige boogjes boven zijn ogen. Ik klapte mijn notitieboek dicht.

Misschien vertelde hij dit verhaal aan iedere passagier. Ik probeerde het me voor te stellen. „Twee weken voor de bruiloft en poef.” Het was goed mogelijk dat deze man een rouwend spook van tweeduizend jaar oud was, op zoek naar verlossing. Ik moest opeens denken aan een ademloze rit van een paar jaar geleden, toen de chauffeur verontrustend veel op de tweelingbroer van mijn overleden vader leek. Ik had voor altijd in die auto willen blijven zitten.

„Ik vertel dit niet zomaar aan iede-reen”, zei hij. „Maar jij lijkt me een slimme dame.” Ik glimlachte vriendelijk. „Ze had op een steen in het park onze namen met nagellak geschreven. Een hart erbij getekend. Ik heb daar een foto van genomen en het naar haar gestuurd. Maar ik heb nooit meer iets gehoord. Ja, dat haar ouders haar naar Turkije hebben gebracht vlak nadat onze verloving verbroken was, zodat ik haar niet kon bereiken.”

„Wat verdrietig voor haar”, zei ik. Even was hij stil. Toen zei hij: „Ik heb mijn huis moeten verkopen, maar ik geloof dat er voor alles een reden is.”

Ik geloof dat de wereld een willekeurige bende is, waarin alleen wrede natuurwetten een constante vormen, maar zelfs onder intellectuelen, die tegenwoordig allemaal koortsachtig hun horoscopen checken, is deze mening niet meer populair.

Dus knikte ik vredig.

We reden de stad in. Er hingen al wat voorzichtige strengen kerstverlichting in de bomen.

„Ik heb veel vrouwen gehad, maar zij was anders”, zei de chauffeur nu dof. „Ik had twee duiven gekocht als verrassing voor ons gemeentelijk huwelijk. Maar ik ben ze vergeten. Ik hoop maar dat iemand ze uit hun doosje heeft gelaten.”

Hij parkeerde op mijn plek van bestemming. Ik stapte uit. Vanuit zijn futuristische cabine volgde de onvermijdelijke vraag.

„Moet ik er een boek over schrijven?” Een windvlaag tilde mijn jas op. Ik keek naar binnen op een manier die ik zelf als ‘wijzer dan mijn leeftijd’ zou omschrijven.

„Ik zou nog even wachten op je happy end. Maar geloof me, dat zal sneller komen dan je denkt”, zei ik. Hij knikte dapper.

De deur sloot, hij reed weg. Ik wandelde de Nederlandse literatuur tegemoet. Met iedere stap voel ik, poef, mijn autoriteit verschrompelen.

Lees verder…….