Column | Dienend, maar weinig dankbaar

Voor het tussenhuis is een bushalte, de laatste in Wormer. Even verderop begint de grote lap gras, daar weer achter liggen Jisp en Purmerend. Door de bushalte is er een parkeerprobleem, lang niet zo groot als in de stad, maar toch een parkeerprobleem van een paar honderd meter. Er wordt geklaagd over de afstand tussen de geparkeerde auto’s. De een vindt dat het ‘strakker’ kan, de ander is voor meer ruimte zodat je er makkelijker uit komt. Omdat ik geen rijbewijs heb, ben ik vrijgesteld van deze discussie.

Wat wel opvalt, is dat er ’s morgens tegenover het boetiekhotel twee auto’s met Oekraïense kentekens noodgedwongen op de rijweg stoppen, waarna twee koppels van twee personen snel van auto wisselen. Ik zie het tafereel als ik terugfiets van de lagere school.

Gisteren zwaaide een buurtbewoner, hij liep met zijn hond.

„Zag je het ook?”, vroeg hij. „Een deel wisselt van plek en daarna rijden de wagens alle twee een andere kant op. Volgeladen met kerels. Een naar Purmerend, de ander richting Zaanstad.”

Hij dacht zelf dat het werkers zijn die op verschillende plekken wonen.

„Maar het kunnen ook spionnen zijn.”

Ongevraagd somde hij op wat hij van Oekraïners vond. Harde werkers. Aanpakkers. Mooie auto’s. Weinig sociaal. Je had er verder geen last van. „Het krioelt ervan, ze zijn gewend om opdrachten uit te voeren. Er is genoeg werk hier, ook in het veld.”

Als hij een nadeel mocht noemen: „Dienend, maar weinig dankbaar.”

Ik vroeg me af hoe je dat kon meten, als man-met-hond op de stoep. Moesten de Oekraïners dan met uitgestoken hand op hem afkomen?

Hij: „Nou graag!”

Als hij met de vrouw in de camper naar Portugal ging, deden ze dat wel, kon hem niet schelen waar ze stonden, ze gingen altijd eerst op zoek naar ‘locals’. Even informeren naar het weerbericht, dat soort dingen.

Andersom had ik ook zo mijn ervaringen. Zo hartelijk zijn de inwoners van Wormer nou ook weer niet. Pas als ze je kennen, beginnen ze een praatje.

„Nou ga je weer scheef praten”, zei de man. „We hebben nu toch een praatje? En volgens mij begon ik.”

Het was tevens de afronding van ons gesprek, hij wandelde verder.

Tegen zijn hond zei hij: „Wij maken met iedereen een praatje, dat vinden wij gezellig.”

Over een paar jaar, als de vrede is uitgebroken, zullen de Oekraïners dankbaar herinneringen ophalen aan hun tijd in de Zaanstreek en met elkaar concluderen dat het er wel gezellig was. Vooral in Wormer.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.