Column | De rentree van Rafa

Het was een koude februaridag, bijna vijftien jaar geleden. Locatie: sportpaleis Ahoy. Voor mij zat een man van 22. Hij had een doffe blik in zijn ogen. „Ik ben altijd moe”, zei hij. „Zowel mentaal als fysiek ben ik vaak gesloopt.” Die laatste woorden werden de kop bij het interview dat op de voorpagina belandde. Want Rafael Nadal was hot. In een gedenkwaardige vijfsetter had hij acht dagen eerder zijn rivaal Roger Federer verslagen bij de Australian Open.

Niet alleen hun op en neer golvende gevecht was spannend, maar ook de emoties eromheen. Federer, altijd in controle, liet bij de prijsuitreiking zijn tranen de vrije loop. ‘God, it’s killing me’, zei hij. Een zeldzaam kwetsbaar en ontroerend moment.

Wat mij het meest raakte aan die scène op dat podium, was Nadals reactie. Ietwat onhandig, met dat gespierde lijf van hem, sloeg hij een arm om de Zwitser heen. „Sorry voor vandaag. Ik weet hoe je je voelt, het is heel moeilijk. Vergeet niet dat je een groot kampioen bent. Een van de besten uit de geschiedenis.”

Woorden die uit zijn hart kwamen, verzekerde hij in de bunkerachtige persruimte van Ahoy. „Mensen denken altijd dat ik Roger naar voren schuif uit een soort valse bescheidenheid. Maar niets is minder waar. Die jongen heeft al 57 titels bij elkaar geslagen. Hij heeft ruim vier jaar de wereldranglijst aangevoerd. En hij jaagt nog altijd op dat record van Pete Sampras. Dan is het toch een logische conclusie dat hij de beste speler van de wereld is?”

Als tennisverslaggever (2005-2010) volgde ik Nadals opkomst van nabij. Aanvankelijk kwam hij op mij over als een in zichzelf gekeerd monomaan mens. Dat voortdurende gepluk aan zijn broek, de mathematische precisie waarmee hij bij elke wisseling van speelhelft twee flesjes bij zijn stoel neerzette – het werkte op mijn zenuwen. Maar gaandeweg zag ik ook hoe bescheiden en innemend hij is. Zo vertelde zijn oom Toni me langs een trainingsbaan op Wimbledon in 2008 dat ‘Rafa’ een sober bestaan had leren waarderen. ‘Succes is betrekkelijk’, hield Toni hem voor. ‘Vandaag een superster, morgen een nobody.’

Nadal zal dit jaar vaker aan de lessen van zijn oom hebben gedacht. Want sinds zijn partij van 18 januari op de Australian Open, toen hij zich strekte om een bal te halen en vervolgens naar zijn linkerheup greep, werd het stil rond de Spanjaard. Hij onderging een operatie en werkte aan zijn herstel, onder andere bij zijn tennisacademie in Koeweit, waarvan hij filmpjes op Instagram plaatste. Maar verder?

Jonge collega’s vulden het gat. Er werd gemopperd over de afwezigheid van vrouwen in het avondprogramma van Roland Garros. Over het voornemen om de organisatie van het eindejaarstoernooi voor vrouwen uit te besteden aan Saoedi-Arabië. En met de 23ste grandslamtitel van Novak Djokovic werd eindelijk de discussie beslecht wie The Greatest of All Time is. Net als Federer leek Nadal een relikwie uit vervlogen tijden te zijn geworden – hoe snel kan het gaan. Iemand over wie je af en toe mijmert, als het getoonde spel lusteloos oogt.

In ons gesprek zei Nadal dat zijn speelstijl veeleisend is. Maar hij zei óók dat hij van die droompartij tegen Federer had geleerd dat wie mentaal sterk is, elke partij kan winnen – ongeacht je fysieke gesteldheid. Zijn mentaliteit lijkt me in al die jaren niet veranderd. Waarom zou hij anders in Brisbane zijn rentree maken volgende week? Maar of dat nog verder afgetakelde lijf het lang houdt? Ik hoop het oprecht.

Danielle Pinedo vervangt Marijn de Vries.