Column | Alles raakt alles

Gisteren fietste ik met mijn neef Bram naar het bos maar halverwege moesten we even stoppen omdat het me niet lukte om hem bij te houden. „Poeh”, hijgde ik, „en dat terwijl ik om de dag naar de sportschool ga!” „Sorry”, zei Bram, „ ik ken mijn eigen snelheid niet.”

Als we vroeger naar school reden, hoefde hij maar een fietser voor ons te zien en bam, daar ging hij al, als een windhond achter zo’n kunsthaas aan, alles om de voorligger in te halen. Daarna was hij zo op dreef dat hij ook de volgende voorligger moest passeren, met als gevolg dat ik jarenlang goeddeels in mijn eentje naar school fietste en Bram tegen het eindexamenjaar de longfunctie van Joop Zoetemelk had.

We vervolgden onze weg. Hij deed echt zijn best om zich aan te passen maar na een kilometer of twee stonden we weer langs de kant omdat ik – weer – op adem moest komen.

„Ik snap niet waarom je zo snel moet”, pufte ik. „Het is geen wedstrijd!”

Bram staarde even peinzend naar het pad.

„Ik vrees”, zei hij ten slotte, „dat het komt door elektrische fietsen.”

„Jij hebt toch helemaal niet zo’n ding?”

„Nee”, zuchtte hij, „maar de wegen zijn er tegenwoordig mee bezaaid, en je weet hoe ik ben. Ik kan geen fiets, elektrisch of niet, voor me dulden. Waardoor ik tegenwoordig dus nog harder ga.”

We spraken af dat hij in zijn eigen tempo naar het bos zou rijden, waar ik hem over een half uurtje zou treffen om een stukje te wandelen (te voet heeft hij die inhaaldrift gelukkig niet). Hij glimlachte en stoof weg, zo snel, dat hij door de horizon leek te worden opgeslurpt.

Kalm kachelde ik over het asfalt. Wat ik hem niet had verteld, was dat ik door de opkomst van de e- en fatbike juist trager ben gaan fietsen, bang als ik ben voor al die opgevoerde exemplaren in het verkeer. Zonder dat mijn neef en ik er zelf een bezaten, had de elektrische tweewieler alsnog een behoorlijke invloed op ons. Zijn conditie was erdoor verbeterd en ik belandde door mijn slakkengang niet in het ziekenhuis waardoor je niet anders kon dan concluderen dat de e-fiets onze gezondheid enorm goed had gedaan.

Tevreden trapte ik door de lente, met in mijn hoofd die mooie zin van Jeroen Brouwers, dat niets bestaat, dat niet iets anders aanraakt.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.