Busch Trio grijpt je bij de keel in Ravel en Sjostakovitsj

Recensie Muziek

Tot nu toe beheerste de melodie de discografie van het Nederlands-Israëlische Busch Trio met de pianotrio’s van Dvorak en Schubert. Op hun nieuwe album tonen violist Mathieu van Bellen en de broers Epstein – pianist Omri en cellist Ori – zich van hun meer rauwe en volkse kant in werk van Maurice Ravel en Dmitri Sjostakovitsj.

Beide stukken illustreren ook hun ontwikkeling richting de verhalende kracht van muziek. Dat geldt met name voor het Tweede Pianotrio van Sjostakovitsj, geschreven in de donkere oorlogsdagen van 1944 voor zijn toen pas gestorven vriend, musicoloog Ivan Sollertinsky.

De kale pianoakkoorden in het ‘Largo’ zijn ongenaakbaar, de viool fluistert angstig, de cello heft bijna berustend een lied aan; het lijken smeulende sintels die nog even opgloeien voordat ze doven. Het slotdeel begint met een klezmer-deuntje dat doet denken aan de dood dansend op de graven, steeds wilder ontsporend. Om aan het einde op kousenvoeten weg te sluipen, verdrongen door dezelfde maar nu mildere Largo-pianoakkoorden.

Het stuk lijkt een tegenpool van het Pianotrio van Ravel, een componist die zoveel gestileerder te werk gaat. De Fransman schreef de muziek tijdens een verblijf aan de Frans-Baskische kust, dicht bij de plek waar hij geboren werd.

Na een dromerig begin, welbesteed aan het Busch Trio, krijgen geleidelijk hartstochten de overhand. De musici bouwen de onderhuidse spanning via de trage ‘Passacaille’ op naar een opwindende ontlading. Net als in Sjostakovitsj nemen ze je als luisteraar mee in een enerverend verhaal, waarvan je het plot zelf mag bedenken. De melodymen blijken ook meestervertellers.

Busch Trio speelt op 2 en 4/10 in het Concertgebouw in Amsterdam.

https://www.youtube.com/watch?v=UJNU-5BtX-I

Lees verder…….