‘Bij Defensie heb ik geleerd om gewoon door te knallen’, zegt Feyenoord-coach Jessica Torny

Jessica Torny is 28 jaar als ze in een gepantserde wagen door Kabul rijdt. Ze draagt een scherfvest, een helm, naast haar zitten gewapende beveiligers. Op de vloer ligt een stapel wapens. Ze werkt bij de Landmacht als sportinstructeur, maar is hier niet in functie. Ze voetbalt op het hoogste niveau en gaat een training geven aan een groep Afghaanse vrouwen. Nederlandse troepen zijn dan, in 2009, nog actief in Afghanistan, de kans op aanslagen van de Taliban is groot. Ze kan met een Glock-pistool omgaan.

„Als we stil komen te staan pak je een wapen en schiet je op alles wat beweegt”, heeft een Britse militair voor het ritje tegen haar gezegd. Ze zit op de achterbank. „Ik weet nog dat toen alles wazig werd voor mijn ogen. Ik durfde niet om me heen te kijken. Ik kreeg een soort piep in mijn oren. Het was doodeng”, vertelt Torny, hoofdcoach van Feyenoord, op het trainingscomplex van de Rotterdamse club.

Ze was in Afghanistan samen met ploeggenoot Petra Dugardein van het Nederlands elftal en ze hadden al aanslagen meegemaakt, moesten de schuilkelders in op de legercompound. Ze zat ook met een gearresteerde Taliban-strijder in een vliegtuig – de man legde dagelijks bermbommen en was opgepakt. De hele helikopter stonk vreselijk, omdat hij zichzelf had ondergeplast.

En nu reden ze dus in die pantserwagen, op weg naar het voetbalstadion van Kabul. Op het dak van het stadion lagen scherpschutters. „Ken je het boek De Vliegeraar van Khaled Hosseini? Hij schrijft over publieke executies in dat stadion, dat is ook echt gebeurd. Daar sta je dan ineens, op datzelfde veld. En ik kon alleen maar denken: ik wil hier weg.”

Op uitzending met de Landmacht is Jessica Torny nooit geweest. In hetzelfde jaar dat ze Afghanistan bezoekt, stopt ze met voetballen. Ze heeft dan al negen knieoperaties gehad. Ze wordt voetbaltrainer.

Waarom wilde u coach worden?

„Bij Defensie stoomden we soldaten fysiek klaar voor een uitzending. Als ze weer terugkwamen, moesten we ze oplappen, fysiek en mentaal. Dat vond ik heel boeiend. Wat doen mensen als je ze tot het uiterste drijft? Wij deden bijvoorbeeld militaire zelfverdedigingstrainingen. Daar moesten die militairen echt incasseren, kregen ze klappen. Trekken mensen dan een wapen of proberen ze het anders op te lossen?”

Waar raakt dat aan topvoetbal?

„Het gaat erom dat je mensen weet te motiveren. Door naar ze te luisteren, je in anderen te verdiepen. De militaire opleiding heeft me wat dat betreft erg gevormd. Je hebt elkaar in extreme mate nodig. Dat heb ik in Afghanistan ook ervaren. Maar ik heb bij Defensie ook geleerd om gewoon door te knallen, het uiterste uit jezelf te halen. Als ik sporttrainingen gaf aan een peloton mannen en vrouwen, wilde ik ook altijd als eerste aankomen. Dat hoefde helemaal niet zo extreem, dat wist ik ergens wel, maar ik kan mezelf moeilijk uitzetten.”

Vindt u het lastig als spelers niet die extra stap kunnen zetten?

„Ze zijn geen echte. Dat is in mijn ogen zo: geen echte profvoetballers.”

Maar niet iedere voetballer gaat zo tot de grens als u.

„Ik denk dan soms te snel: het zit er gewoon niet in bij jou. Je hebt natuurlijk karakters die botsen. Daarom wil ik altijd tegenspraak in mijn staf. Iemand die zegt: kom op Jes, geef die speler even de tijd. En dan vertrouw ik daar ook op. En ik denk ook steeds vaker: ik hoef het niet zo te doen, het kan ook anders.”

Hoe gaat u om met zulke spelers?

„Ik probeer ze toch vooral te motiveren. Als spelers die met hun fitheid kwakkelen bijvoorbeeld het advies krijgen van de arts om op de airbike te gaan, dan zeg ik: oké, ik ga mee, maar ik verbrand meer calorieën dan jij. Dan zie je die speler kijken: ga je dat écht doen? En dan kom ik er ook dood af. Toen dat een keer gebeurde en ik van die fiets kwam, had ik een uur nodig om bij te komen. Mensen maakten zich druk of het wel goed ging met me. Maar andere stafleden konden wél tegen die meiden zeggen: zo ziet het er dus uit als je tot het gaatje gaat.”

Jessica Torny (43) is sinds december 2022 hoofdtrainer van Feyenoord. Ze speelde ruim zestig interlands voor het Nederlands elftal en was eerder coach van sc Heerenveen. Vanaf 2015 werkte Torny bij de KNVB, waar ze bondscoach was van verschillende jeugdelftallen en assistent-bondscoach van het Nederlands elftal onder Mark Parsons en Andries Jonker.

Bij Feyenoord, dat sinds het seizoen 2021-2022 in de Vrouwen Eredivisie speelt, moet ze een team opbouwen dat op termijn moet aansluiten bij de topdrie van Nederland. De ploeg staat na vijftien wedstrijden negende (van de twaalf teams), met elf punten.

Toen Sarina Wiegman vertrok bij het Nederlands elftal werd u door de KNVB gepolst als mogelijke opvolger. U vond zelf dat u er nog niet klaar voor was, schreef Trouw.

„De schoenen van Sarina vullen was een enorme taak. Ze was Europees kampioen geworden en had de WK-finale gehaald. Maar ik wist dat er een periode kwam waarin moest worden doorgeselecteerd, dat had Sarina door het succes weinig gedaan. Je weet dan dat er een mindere periode aan kan komen.

„Ik heb nog steeds de doelstelling om ooit bondscoach te worden. Maar toen vond ik het moeilijk. Is dit de juiste stap, op het juiste moment? Ik heb besloten dat dat niet zo was. Het werd toen Mark Parsons [die niet de juiste papieren had] en mensen zeiden: leg zijn cv nu eens naast dat van haar, haal de namen weg … wie kies je dan?”

Als coach is het soms ook een kaarsje aansteken en hopen dat het kwartje een keer de goede kant op valt

En wat denkt u achteraf?

„Dan denk ik: was ik te schijterig? Ik had gehoopt dat ik me naast Mark Parsons verder zou ontwikkelen, maar dat is natuurlijk heel anders gelopen omdat hij zijn draai niet kon vinden [Parsons vertrok na een teleurstellend EK]. Toen heb ik wel een mindere periode gehad. Dat ik me afvroeg: vind ik coachen nog wel leuk? Kan ik me nog ontwikkelen in deze rol?”

Toen werd u weer assistent, onder Andries Jonker.

„Hij doet heel veel zelf, is heel directief en direct. Daar had de ploeg op dat moment behoefte aan, maar ik ben minder van dat directieve.”

Wat deed dat met u?

„Ik werd een beetje afwachtend. Gaf minder snel mijn mening, werd terughoudend.”

En zo bent u niet?

„Helemaal niet. Daarom wist ik: dit is voor mij niet goed, voor het team niet en het is niet eerlijk tegenover de bondscoach, want die vraagt natuurlijk het uiterste. Toen belde Feyenoord en dat kwam op het goede moment.”

Bent u als coach dezelfde persoon als buiten uw werk?

„Dat moet, anders kan ik niet functioneren. Dat ontdekte ik bij Heerenveen, waar ik ook niet helemaal de trainer kon zijn die ik wil zijn. Na die periode heb ik weer moeten leren mensen om me heen te vertrouwen, zaken uit handen te geven.”

Dat klinkt ingrijpend. Wat gebeurde er bij Heerenveen?

Foto’s Merlin Daleman

Jessica Torny in december bij een training van Feyenoord: „We zijn echt onderdeel van de club.”

„Ik moest daar alles zelf doen. Vrouwen werden apart gehouden van de mannen. We trainden op een ander complex. Foppe de Haan [oud-trainer van Heerenveen], ondersteunde me wel, maar verder was er niets geregeld. Hoe ik videobeelden moest verzamelen …

„Na een wedstrijd laadde ik die via een usb-stick op mijn computer, maar dat duurde zo lang dat ik ’s nachts mijn wekker moest zetten om te zorgen dat de laptop niet uitviel. Dan had ik in de ochtend een paar beelden om aan de meiden te laten zien.”

Werd u tegengewerkt?

„Het is een betaaldvoetbalorganisatie, maar er was nog geen trainingsvorm die ik kon overnemen of gebruiken. Het budget ging elk jaar met tienduizenden euro’s omlaag, terwijl mij was beloofd dat de vrouwentak zou worden uitgebouwd. Ik ben best wel perfectionistisch, dus na drie jaar was ik daar wel echt … het zat tegen overspannenheid aan.

„Bij Feyenoord is het totaal anders. We zijn echt onderdeel van de club, hier op de academie lopen mannen en vrouwen door elkaar heen, en we gebruiken dezelfde faciliteiten.”

Is van spelers die moeten werken naast het voetbal een 100 procent topsportinstelling te verwachten?

„Dat is niet reëel. Feyenoord heeft gelukkig de stap gemaakt om een cao-contract in te voeren. Dat is nu voor 25 uur in de week, maar ik hoop dat daar nog een stap in wordt gezet. [Verdediger] Esmee de Graaf is bijvoorbeeld ook sportdocent op een middelbare school. Zij komt hier ’s ochtends om half acht binnen, gaat het veld op, de gym in, lunchen, tactische bespreking en dan moet ze nog voor de klas staan. Nu is zij echt een topper, die er alles aan doet. Maar eigenlijk zou dat niet meer moeten kunnen.”

Zijn er ook spelers geweest in uw carrière die lastig te coachen zijn?

„Ja, maar het leukste is om die meiden toch te triggeren. Dit vak draait er uiteindelijk om dat je investeert in mensen. Wie hebben een speelster die in haar leven best wel heeft moeten vechten voor zichzelf, moeten overleven. Heel anders dan hoe ik ben opgegroeid. Zij kan best fel reageren. Dan is het dus de kunst om te zoeken naar een manier waarop je elkaar motiveert.”

Hoe gaat dat, als je zo’n andere achtergrond hebt?

„Door goed naar iemand te luisteren, doorvragen, willen begrijpen waarom iemand is zoals ze is. Niet te snel conclusies trekken. Bij sommige spelers heeft het geen zin om ze direct op het veld aan te spreken op hun spel of gedrag. Als ze je maar vertrouwen, zodat ze later wel naar je toe komen om te praten. Dan kun je samen ver komen.”

Jullie hebben het niet makkelijk dit seizoen en staan negende. Hoe houden jullie het team bij elkaar?

„We laten zien dat iedereen anders omgaat met teleurstellingen. Op de lockerkastjes hangen briefjes met karaktereigenschappen van spelers. Dat de één het moeilijk vindt om met directe, scherpe kritiek om te gaan, dat de ander daar juist wel van houdt. Het gaat erom dat iedereen elkaar accepteert, dan kun je ook kritiek op elkaar leveren. Dat is bij vrouwen wel echt een ding.”

Best kwetsbaar voor spelers, toch?

„Enorm. Maar als je je van twee kanten kwetsbaar durft op te stellen, dan kun je vertrouwen in elkaar houden, ook in moeilijke tijden.”

Is die standvastigheid te leren?

„Niet op een cursus. Je moet je niet gek laten maken, ook niet als resultaat een tijdje uitblijft. Keihard blijven werken, fysiek en mentaal. En als je er alles uit hebt gehaald samen, dan is het als coach soms ook een kaarsje aansteken en hopen dat het kwartje een keer de goede kant op valt.”

Foto Merlin Daleman