Bannon krijgt vier maanden voor ‘minachting Congres’

De federale rechtbank in Washington heeft voormalig Trump-adviseur Steve Bannon vrijdagmiddag veroordeeld tot vier maanden cel omdat hij weigerde te getuigen voor de parlementaire commissie die de Capitoolbestorming op 6 januari 2021 onderzoekt. Hij weigerde ook documenten over te leggen die hiervoor relevant werden geacht.

Volgens de federale rechters heeft Bannon zich zo schuldig gemaakt aan minachting van het Amerikaanse Congres. Hij krijgt daarvoor ook een boete van 6.500 dollar (6.645 euro).

Bannon was hiervoor in juli al door een jury veroordeeld. Nu heeft een rechter de hoogte van de straf bepaald. De aanklagers hadden een half jaar celstraf geëist.

De advocaten van de 68-jarige Bannon hebben aangegeven dat ze in hoger beroep willen gaan. Van de rechter mag hij het eventuele beroep in vrijheid afwachten, omdat het risico „zeer klein” is dat Bannon opnieuw in de fout gaat. De vier maanden gevangenisstraf gaan pas in na de uitspraak in hoger beroep.

De commissie die de rol van oud-president Donald Trump bij de bestorming van het Capitool onderzoekt, wilde Bannon ondervragen omdat hij op de dag voor de bestorming zeker twee keer met Trump heeft gesproken. Ook woonde hij een overleg bij in een hotel in Washington. Later die dag zei Bannon in zijn podcast dat „morgen de hel losbreekt”.

Meerdere deadlines gemist

Bannon, oprichter van de conservatieve website Breitbart News, speelde een belangrijke rol in de verkiezingscampagne waarmee Trump in 2016 aan de macht kwam. Hij was daarna een paar maanden een van de belangrijkste politieke strategen in het Witte Huis, maar kreeg ruzie met Trump – een conflict dat later weer is bijgelegd. Hij heeft ook, zonder veel succes, geprobeerd binnen Europa een brede conservatieve beweging à la Trump op te zetten.

Trump had na zijn nederlaag bij de verkiezingen van 2020 al zijn medewerkers opgeroepen niet mee te werken aan het volgens hem politiek gemotiveerde onderzoek. Onlangs heeft de commissie de oud-president zelf gedagvaard om te komen getuigen.

Bannon beriep zich bij zijn weigering om te getuigen op een soort executive privilege, een reden voor presidenten en andere leden van de uitvoerende macht om het Congres informatie te onthouden als die vertrouwelijk is.

Later, kort voordat hij vervolgd werd, zei Bannon toch te willen getuigen. Volgens de openbare aanklager had hij eerder al voldoende kans gehad en meerdere deadlines gemist, en daarmee de wet overtreden.

Een veroordeling voor het ‘minachten van het Congres’ werd voor het laatst uitgesproken in 1974 rond het Watergate-schandaal. Dat was tegen Gordon Liddy, de chef van een speciale onderzoekseenheid van president Richard Nixon.