Afscheid van Kiss: Madame Tussauds met levende poppen op plateauzolen

Recensie


Muziek

Kiss Bij het afscheidsconcert van Kiss veranderde de Amsterdamse Ziggo Dome in een apocalyptische Efteling. Maar net als de carrière van de band werd het optreden onnodig lang gerekt.

De band Kiss tijdens een eerder optreden van de Europese tour, dinsdag in Zwitserland.
De band Kiss tijdens een eerder optreden van de Europese tour, dinsdag in Zwitserland.

Foto LAURENT GILLIERON / EPA

Natuurlijk is het sinds Jimi Hendrix ten strengste verboden om een gitaar aan gort te slaan, maar als Paul Stanley het uiteindelijk tóch doet, voelt dat als een enorme opluchting.

Niet alleen omdat je het de 70-jarige zanger-gitarist gunt na 49 jaar, 50 albums en talloze optredens tijdens 35 tournees zijn gerimpelde gezicht voorgoed af te schminken om te gaan genieten van zijn welverdiende pensioentje. Maar vooral omdat er zo definitief een eind komt aan de Amsterdamse afscheidsshow waarin zijn hardrockband Kiss maar niet leek te willen stoppen.

Het viertal veranderde de Ziggo Dome donderdagavond in een apocalyptische Efteling en joeg er maar liefst 23 nummers doorheen. In ruim twee uur tijd ontploften er duizend bommen en granaten, spuugden vlammenwerpers een voortdurende vuurzee uit, bliezen confettikanonnen koelte toe, vielen er slingers en enorme Kiss-ballonnen uit de lucht, lanceerde de futuristische ruimtegladiator Tommy Thayer (zeg maar: de surrogaat Ace Frehley) raketten via zijn gitaarhals, werd drummer Eric Singer (zeg maar light-versie van Peter Criss) met zijn trommels tot de nok van de Ziggo Dome getild en vloog Stanley via een kabelbaan over alle hoofden naar een piepklein privépodium achter in de zaal.

Onbetwiste legacy

Zo’n machtig spektakel, laat dat maar aan Kiss over. Stanley voorspelde vooraf wat Amsterdam te wachten stond: „Good stuff: we got old stuff… we got older stuff… and we got oldest stuff!”

Voor die nalatenschap verdient Kiss duizend procent respect: de levende legendes hebben ontelbare bands en muzikanten op het juiste spoor gezet door ze op jonge leeftijd te laten geloven in de Ultieme Rock-‘N-Roll-Droom: via hun muziek (die veel aanstekelijker is dan de standaardaankondiging „The hottest band in the world!” doet vermoeden), maar vooral ook via hun iconische beeltenis op hoezen, foto’s, posters, pyjama’s, broodtrommels, spaarpotten, stripboeken, flipperkasten, kauwgom en ijslolly’s.

De legacy is onbetwist, maar de geldklopperij en alles-is-marketing-mentaliteit van dollarharker en medeoprichter Gene Simmons is dat ook. De 72-jarige bassist met de langste tong en dikste bankrekening uit de rockgeschiedenis banjert nog steeds rond als gevaarlijke vampier die een bijl als bas om zijn nek heeft hangen en zowel vuur als liters bloed spuugt.

Levende poppen

Die voorspelbaarheid was bij deze viering van het verleden niet zozeer het probleem, de traag- en uitgesponnenheid echter wel. Kiss speelde alsof de band per uur werd betaald. Na het ijzersterkte openingssalvo ‘Detroit Rock City’, ‘Shout It Out Loud’ en ‘Deuce’ begon het onnodige tijdrekken waarbij de aan likes verslaafde Stanley niet kon stoppen met complimenten vissen. Zoals een poppenkastspeler kinderen constant om Jan Klaassen laat roepen, smeekte hij zijn (ook op leeftijd geraakte) Kiss Army zijn naam hardop te schreeuwen. Dat duurde en duurde – net als de carrière van Kiss – allemaal veel te lang. Het had een zinderende afscheidsshow kunnen zijn, het werd Madame Tussauds met levende poppen op plateauzolen.

Lees verder…….