Adviseur van Hoge Raad keurt reparatiewet vermogensbelasting af

Box 3 De wet waarmee het kabinet nu vermogens belast, is onhoudbaar en in strijd met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod. Dat zegt de advocaat-generaal, die de Hoge Raad hierover adviseert.

Het exterieur van de Hoge Raad in Den Haag.
Het exterieur van de Hoge Raad in Den Haag. Foto Laurens van Putten

Een nieuwe tegenslag voor de fiscus in het hoofdpijndossier vermogensbelasting dient zich aan. De manier waarop de Belastingdienst vermogens nu belast, is naar alle waarschijnlijkheid in strijd met het eigendomsrecht en het verbod op discriminatie.

De Wet rechtsherstel box 3, bedoeld als tijdelijke reparatie van de eerder verboden manier om vermogens te belasten, is in deze vorm onhoudbaar. Dat staat in een maandag gepubliceerd advies van advocaat-generaal Peter Wattel aan de Hoge Raad. De herstelwet is bedoeld voor mensen die bezwaar maakten tegen de manier van heffen tussen 2017 en 2022 en geldt ook als basis voor een tijdelijke aangepaste vermogensbelasting in afwachting van een nieuw definitief stelsel.

Volgens de advocaat-generaal gaat de fiscus voor de heffing op belegd vermogen ten onrechte uit van een positief rendement daarop (dit jaar 6,17 procent). Beleggers kunnen echter ook een lager of zelfs negatief rendement halen en daar houdt de fiscus dan geen rekening mee.

Het advies is een tegenvaller voor demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA). Hij hoopte met de herstelwet een gat in de vermogensheffing te hebben gedicht. Dat was ontstaan doordat de Hoge Raad in december 2021 – het ‘kerstarrest – een streep haalde door de manier waarop de overheid vanaf 2016 die belasting bepaalde.

Onbegaanbare weg

Het advies van Wattel heeft betrekking op een zaak van een belastingplichtige die bezwaar maakte tegen de heffing in box 3 (sparen en beleggen) over 2018. De fiscus ging destijds uit van 5,38 procent rendement op belegd vermogen. De belastingplichtige verzette zich; het bedrag waarover belasting was verschuldigd, was belegd was bij een Vereniging van Eigenaren en rendeerde nauwelijks. De belastingplichtige vond het heffingspercentage daarom veel te hoog.

De advocaat-generaal geeft de belastingplichtige daarin nu gelijk. „Een gemiddelde belasting op vermogensinkomsten is juridisch een onbegaanbare weg omdat de werkelijke inkomsten van belastingplichtigen niet of onvoldoende worden benaderd”, aldus Wattel.

Het kerstarrest maakte ook een eind aan de fictieve splitsing van vermogen in een spaar- en beleggingsdeel. Sinds de herstelwet gaat de fiscus uit van de werkelijke verdeling van het vermogen, en van de werkelijke opbrengst van spaargeld – althans van de gemiddelde spaarrente dat jaar. Voor de heffing op beleggingen hanteert hij echter nog steeds een fictief rendement, ongeacht hoe het vermogen belegd is.

De advocaat-generaal vermoedt dat het fictieve rendement op beleggingen in de huidige situatie meer afwijkt van het werkelijke rendement dan in de oude situatie het geval was. Spaargeld en schulden, die doorgaans lager renderen, zijn nu immers uitgezonderd. Voor spaargeld zit de fiscus dus veilig, voor andere beleggingen is ook de herstelwet in strijd met het eigendomsrecht en het verbod op discriminatie. Het discriminatoire aspect zit hem in het feit dat zeer ongelijke werkelijke rendementen belast worden naar één uniform en positief tarief. De schending van het eigendomsrecht betreft de situaties waarin belastingplichtigen belasting moeten betalen over een verondersteld positief rendement terwijl zij daadwerkelijk geen of zelfs negatieve rendementen hebben behaald.

Lees ook: Staatssecretaris Van Rij: nieuwe spaartaks pas haalbaar vanaf 2027

Wat de gevolgen zijn van het advies is nog niet duidelijk. De Hoge Raad, die in de regel de advocaat-generaal volgt, doet pas over zes maanden uitspraak over deze zaak. Ook lopen nog andere zaken van belastingplichtigen die zich verzetten tegen de werking van de herstelwet.

Niet helemaal opnieuw

Mocht de Hoge Raad het advies opvolgen, dan hoeft Van Rij niet helemaal opnieuw te beginnen. Volgens de advocaat-generaal ontstaat pas een probleem als het werkelijke rendement „significant” afwijkt van het fictieve. Hij adviseert de Hoge Raad daarom het begrip ‘significant’ nader in te vullen. Dat zou dan neerkomen op vaststelling van een bandbreedte waarbinnen een fictief rendement acceptabel is en bezwaren van belastingplichtigen nietig verklaard kunnen worden.

In een reactie laat Van Rij weten dat hij nog steeds vindt dat zijn herstelwet „op een zo rechtvaardig, aanvaardbaar en uitvoerbaar mogelijke manier” is opgesteld. Hij heeft daarbij de steun van de Raad van State, die bij de beoordeling van het wetsvoorstel uitgebreid inging op de balans die is gezocht tussen rechtsherstel, beperkingen door de grote aantallen belastingplichtigen die onder de nieuw wet vallen en „de natuurlijk niet onbeperkte uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst”. De Raad toonde destijds begrip voor de gekozen route.

Toch houdt het ministerie er rekening mee dat de Hoge Raad straks in zijn eindoordeel delen van het advies van de advocaat-generaal overneemt. Van Rij: „Hoewel ik vertrouwen heb in de wijze waarop het rechtsherstel is vormgegeven, worden wel verschillende scenario’s voorbereid voor het geval de Hoge Raad toch anders zou beslissen dan nu is vormgegeven in de wet.

De demissionaire bewindsman heeft inmiddels een nieuw plan klaarliggen voor de vermogensbelasting. Dat gaat uit van de werkelijke rendementen op verschillende categorieën vermogen. Voor de meeste gaat een vermogensaanwasbelasting gelden, waarbij de feitelijke waardestijging of -daling als grondslag voor de jaarlijkse belasting gaat dienen. Voor vastgoed (en aandelen in familiebedrijven) gaat Van Rij in dat plan uit van regeling die de daadwerkelijke waardeverandering pas belast bij verkoop. Door politieke obstakels en praktische uitvoeringsproblemen gaat die nieuwe vermogensbelasting op zijn vroegst in 2027 in, aldus Van Rij.

Lees verder…….