Wat is er gebeurd met ‘nooit meer een bankencrisis’?

Analyse

werken de stresstests? Na de kredietcrisis van 2008 werden de eisen voor banken veel strenger. Hoe kan het dan dat er nu toch weer banken in de problemen komen? Een analyse in zes hoofdstukken.

Personeel van Lehman Brothers in Londen, kort voor het doel viel in september 2008.
Personeel van Lehman Brothers in Londen, kort voor het doel viel in september 2008. Foto Kevin Coombs/REUTERS

Was na de kredietcrisis in 2008 niet gezegd: de bankensector moet zo sterk worden dat die de gewone economie nooit meer in gevaar kan brengen? Nu moeten er toch weer banken worden gered. De Silicon Valley Bank vorige week, en deze week volgden in de Verenigde Staten nog twee kleinere banken: Signature Bank en First Republic. In Europa ontstond donderdag opeens paniek rondom het al enige tijd kwakkelende Credit Suisse, waarna de Zwitserse centrale bank een noodkrediet verleende. De vraag is of de val van de bank daarmee voorkomen is.

Is de conclusie dan: we zijn weer terug bij af, en is er niks geleerd door de financiële sector en de toezichthouders? Nee. Uit de reddingen blijkt juist dat er wél iets geleerd is. Al zijn er ook nog steeds fundamentele zwakheden, vinden experts. Een analyse in zes hoofdstukken.

Snel een grote pleister erop

Een belangrijke les die geleerd is na de kredietcrisis, zeker in de Verenigde Staten, is dat toezichthouders en de overheid bij problemen moeten ingrijpen: en snel. Dat ging mis tijdens de crisis in 2008: toen werd de door de hypothekencrisis in problemen geraakte Lehman Brothers niet gered. Dat faillissement bracht heel veel andere financiële instellingen enorm in de problemen: de internationale financiële sector bleek zeer verstrengeld te zijn met Lehman, waardoor er grote paniek uitbrak op de financiële markten. Toezichthouders en overheden werden daarna gedwongen heel veel andere banken en financiële instellingen wél te redden – tegen veel grotere kosten dan een redding van alleen Lehman waarschijnlijk had gevergd.

Anno 2023 is er snel en hard ingegrepen. Tussen het persbericht van Silicon Valley Bank (SVB) van vorige week donderdag over haar financiële problemen, dat een enorme bankrun op gang bracht, en de overname door toezichthouder FDIC vrijdagavond, zaten nog geen twee dagen. En toen bleek dat de crisis bij SVB leidde tot grote bezorgheid dat andere kleinere banken misschien ook wel zouden omvallen, volgden zondag direct nog meer maatregelen. Volgens Harald Benink, hoogleraar banking en finance aan de Tilburg University, hebben de Amerikaanse autoriteiten dit „heel resoluut en adequaat gedaan”. „Dit was een heel goede les van 2008.”

Niet meer op de zak van de belastingbetaler

Een andere belangrijke les: het is deze keer niet de belastingbetaler die opdraait voor de redding van banken. Dat was wel zo in 2008: overheden moesten wereldwijd toen enorme schulden maken om omvallende banken en verzekeraars op te vangen. Die schulden hebben de wereldeconomie jarenlang in hun greep gehouden, omdat regeringen daarna waren gedwongen om te gaan bezuinigen.

Bij de redding van SVB zijn het de aandeelhouders en obligatiehouders van de bank die „moeten bloeden”, aldus Benink. „Dat is het goede nieuws van deze operatie.” Anders dan in 2008 zijn hun aandelen en leningen aan SVB door het faillissement nul euro waard – precies zoals na de kredietcrisis in zowel de Verenigde Staten en Europa was afgesproken hoe een faillissement van een bank moet gaan. De Amerikaanse president Joe Biden benadrukte dat maandagochtend (Amerikaanse tijd) tijdens zijn persconferentie over het ingrijpen ook meermaals: „Zij namen bewust een risico, […] dit is hoe kapitalisme werkt.”

Een tweede belangrijke bijdrage in de redding van SVB komt van de concurrentie: de andere banken. De pot waaruit de tegoeden van SVB boven de 250.000 dollar worden gegarandeerd, wordt namelijk gevuld door bijdragen uit de bankensector. Mocht na de afwikkeling van het faillissement van SVB er toch nog een tekort zijn om de voormalige rekeninghouders allemaal schadeloos te stellen, dan moeten de andere banken extra geld bijstorten. En dus niet de Amerikaanse overheid. „Laat me dit herhalen”, stelde Biden: „verliezen komen niet voor rekening van de belastingbetaler.”

Banken worden op meer manieren gevraagd een bijdrage te leveren. Zo werd de Britse tak van SVB verkocht aan HSBC voor één pond. In de VS kregen de grootbanken van de overheid de dwingende vraag of ze First Republic konden redden met kapitaalinjecties. Dat leverde 30 miljard dollar op. In Zwitserland zou worden gesproken over een overname van Credit Suisse door grote broer UBS.

De veiligheid van spaargeld

De derde les draait om de spaartegoeden van klanten. Om spaarders te beschermen en te voorkomen dat bij paniek klanten massaal hun geld opvragen bij een bank – waarmee het probleem van een bank nóg groter wordt – is sinds 2008 in zowel de VS als Europa het depositogarantiestelsel verstevigd. Tot een bedrag van 100.000 euro (in Europa) of 250.000 dollar (in de VS) wordt daarmee gegarandeerd dat je altijd bij je geld kan. Het idee is dat een bankrun daarmee wordt uitgesloten. De pot hiervoor wordt nu vooraf gevuld door de banken.

Uit de crisis rond Silicon Valley Bank blijkt alleen dat er een flinke zwakke plek zit in dit systeem. Namelijk de grens: boven de 250.000 dollar waren de tegoeden niet gegarandeerd. Bij een faillissement van een bank zijn bedragen daarboven niet direct volledig ‘weg’, maar het kan wel jaren duren voordat dat geld terugkomt, omdat voor terugbetaling alle bezittingen van een bank te gelde moeten worden gemaakt.

Bij SVB bleek een heel groot deel van de tegoeden op deze manier niet ‘verzekerd’ te zijn. De meeste klanten hadden namelijk veel meer dan 250.000 dollar op hun rekening staan, gemiddeld 4,2 miljoen dollar. En dat was in veel gevallen geen overtollig spaargeld: het was geld om salarissen uit te kunnen betalen of de rekeningen van leveranciers te kunnen voldoen. En dus kwam er alsnog een bankrun bij SVB: tot de FDIC ingreep lukte het klanten 42 miljard dollar op te nemen, een kwart van het spaargeld dat ooit aan de bank was toevertrouwd.

En het had nog meer kunnen zijn: veel klanten kregen een foutmelding als ze probeerden geld over te maken. Hun geld zat vast. Als was vastgehouden aan de grens van 250.000 dollar, hadden hierdoor heel veel bedrijven in de problemen kunnen komen. Vorig weekend ontstond dan ook een enorme druk om ook tegoeden boven de 250.000 dollar te garanderen, wat de FDIC uiteindelijk zondag deed.

Lees ook: SVB reageert niet meer: ‘Haal je geld weg! Haal je geld weg!’

De vraag is: moet dit dan niet regel worden? Daarover zal waarschijnlijk nu gediscussieerd gaan worden door overheden, toezichthouders en academici. Hoogleraar Benink is kritisch. Volgens hem zijn door deze opgehoogde garantie nieuwe moral hazards ontstaan in de financiële sector. Als grote spaarder hoef je niet meer op te letten waar je geld stalt – hoe gezond die bank is – want je krijgt je geld toch wel terug. „Hiermee valt het marktmechanisme weg om banken tot gezond gedrag te bewegen.”

Volgens hoogleraar financieel recht Bart Joosen (vanaf 1 juli aan de Universiteit Leiden) was het toch heel verstandig van de FDIC. „Het is verstandig om iedere crediteur te beschermen, ook al gaat het om een groot bedrijf, pensioenfonds of een gewone spaarder. Dat een aandeelhouder zijn geld kwijt is, is logisch. Die weet wat voor risico hij of zij loopt en kan ook risicovergoeding van de bank eisen in de vorm van dividend. Gewone rekeninghouders kun je moeilijker vragen de gezondheid van hun bank in de gaten te houden, en zij krijgen ook geen hele hoge risicovergoeding. En dus kan je het niet maken om ze toch te laten meebetalen aan een faillissement.”

Benink ziet ook dat het heel moeilijk is om grote spaarders te laten meebetalen aan een faillissement van een bank. „Als puntje bij paaltje komt, komt er toch politieke druk. Dat zie je ook bij SVB. Dus dan moeten we nu opnieuw gaan nadenken over hoe we de afwikkeling van banken dan precies regelen, wie er wél aan meebetaalt.”

Preventie is beter dan genezing

Er zijn dus flinke lessen geleerd over wat te doen bij een bankencrisis – maar er zijn ook nog lessen te leren. Nog beter is het voorkomen van een bankencrisis. Daarvoor is in de Verenigde Staten en Europa sinds 2008 een complete gereedschapskist ontworpen. Toezichthouders toetsen nu het beleid van de bank: hoe houdbaar is het verdienmodel? „Dat zijn echt stevige gesprekken”, vertelt Joosen, die op de Florence School of Banking and Finance veel toezichthouders traint. „Er wordt echt gezegd tegen een bank: jullie hebben over een paar jaar geen toekomst meer, dus ga maar op zoek naar een oplossing: splitsing, een fusiepartner.” In Zwitserland was Credit Suisse op deze manier al voor de huidige problemen gedwongen om te ‘herstructureren’ en risicovolle onderdelen apart te zetten.

Daarnaast worden er jaarlijks stresstests uitgevoerd door de toezichthouders. Banken moeten onder leiding van de financiële waakhonden dan net doen alsof er een stresssituatie ontstaat, en berekenen wat dat met hun balans doet. Mocht uit de simulatie naar voren komen dat er grote gaten ontstaan, dan dwingt de toezichthouder de bank om alvast maatregelen te nemen – ook al was het slechts een simulatie. Volgens De Nederlandsche Bank zou uit zo’n stresstest zijn gebleken dat de Nederlandse banken niet in grote problemen komen door de stijgende rente – de reden waardoor Silicon Valley Bank omviel.

Waarom is SVB dan toch aan stress ten onder gegaan? Dat komt omdat de bank sinds 2018 niet meer aan een stresstest hoefde deel te nemen. Ironisch genoeg gebeurde dit mede dankzij de lobby van het bestuur van de techbank zelf: toenmalig president Donald Trump besloot de regels voor kleinere banken zoals SVB te versoepelen. Hierdoor hoefde de bank bijvoorbeeld ook niet aan bepaalde liquiditeitseisen te voldoen. De huidige president Biden heeft al aangekondigd de versoepeling te willen terugdraaien. Wat dit betreft hadden de toezichthouders in Europa het al beter voor elkaar. Hier gelden de stresstests en buffereisen voor alle banken – ook de kleinere.

Buffers, buffers, buffers

Over preventie in de vorm van buffers gesproken: door de huidige stress in de bankensector zijn die ook weer onderwerp van discussie. Moeten de buffers niet verder omhoog? Na de kredietcrisis zijn de eisen wereldwijd wel al verhoogd. Waar de banken in Nederland een kapitaalbuffer (leverage ratio, de verhouding tussen de bezittingen van de bank en het eigen vermogen) hadden van 2-3 procent, is dat nu verhoogd naar 5 tot 6 procent.

„Er zit duidelijk meer vet op de botten”, aldus Benink. „Maar historisch gezien zijn de buffers nog steeds laag. Terwijl met hogere buffers de kans kleiner is dat een bank failliet gaat. Je kunt met hogere buffers nu eenmaal beter verliezen opvangen.” Volgens de Tilburgse hoogleraar bewijst de huidige stress op de aandelenmarkten dat de buffers kennelijk nog niet genoeg zijn. „Want kennelijk geloven aandeelhouders niet dat banken met de huidige kapitaalbuffers de stress kunnen weerstaan.”

Ook volgens Joosen moeten de buffers nog verder omhoog. „Als je wilt dat grote spaarders niet geraakt worden, en alleen aandeelhouders en obligatiehouders geraakt worden door een faillissement van een bank, moet je de afwikkeling van banken veel simpeler maken. Daarvoor zijn hogere buffers nodig.”

Een veilig bankenstelsel: kan dat wel?

Is de huidige stress rond banken alleen een wake-upcall voor beleggers, bankbestuurders en toezichthouders wat betreft de nog altijd bestaande zwakheden in het systeem? Of is het toch een begin van (opnieuw) een algemene bankencrisis? Dergelijke crises zijn moeilijk te voorspellen, mede omdat inherent aan het banksysteem is dat vertrouwen een grote rol speelt. Vertrouwen van aandeelhouders: zijn zij bereid te investeren in banken? En van rekeninghouders: hebben zij er vertrouwen in dat hun geld veilig is? Een bank kan volgens de maatstaven van de toezichthouder financieel helemaal gezond zijn. Maar als aandeelhouders massaal weglopen en spaarders hun gelden opnemen, is een bank alsnog failliet.

Dat werpt de vraag op of het huidige banksysteem überhaupt wel een goed systeem is. „Er wordt elke keer wel weer een nieuwe zwakke schakel gevonden”, aldus Benink. „Het banksysteem is belangrijk voor financiering van de economie, maar het is natuurlijk een soort merkwaardig publiek-private instelling. Wellicht moet je de publieke functie van het betalingsverkeer – het ontvangen van salarissen en kunnen betalen van rekeningen en boodschappen – wel lostrekken van de commerciële, risicovolle kant van banken.”

Joosen beaamt dat. „Het is net als bij energie: daar hebben we het beheer van de netwerken ook weggetrokken van de bedrijven die de energie opwekken en leveren en in overheidshanden gegeven. Banken zullen dat niet willen, een bankrekening is immers een mooie ingang bij klanten om een relatie op te bouwen en zo andere producten te verkopen. Maar ik denk dat het niet anders kan: dat je voor het ontvangen van je salaris en het doen van betalingen bij een overheidsinstelling terecht moet kunnen, zoals vroeger, zonder veel rente en met weinig risico. En voor een risicovolle lening kan je dan aankloppen bij een commerciële bank.”

Benink ziet – anders dan Joosen – een mogelijke rol weggelegd in de central bank digital currency (cbcd) waarover momenteel gesproken wordt bij centrale banken. Klanten zouden dan een tegoed gegarandeerd krijgen van de centrale bank en daarmee betalingen kunnen doen. „Je zou dan wel een rekeningoverzicht krijgen van je commerciële bank wat mij betreft, maar jouw veilige tegoed van de centrale bank is dan wel echt afgescheiden – ringfenced – van je andere tegoeden. Deze crisis zou een goede aanleiding zijn daar goed over na te denken nu. Wat zouden van dat systeem de zwakke punten zijn?”

Lees verder…….