Vergunningen zijn ingetrokken, de werkloosheid is hoog: de economie van de Westelijke Jordaanoever verkeert in crisis

‘Ik ben 44 jaar, maar ik voel me 80.” In een café in Ramallah vertelt de Palestijnse Nihad, die om veiligheidsredenen niet met zijn achternaam in de krant wil, over het verlies van zijn baan in Israël. Tot afgelopen oktober werkte hij in een meubelzaak in de kustplaats Jaffa, naast Tel Aviv, waar hij houten stoelen, tafels en banken verfde.

Geboren in Gaza verhuisde Nihad op zijn achttiende met zijn familie naar Ramallah, omdat zijn broer daar werk had gevonden. Inmiddels woont hij er met zijn vrouw en twee dochters van vier en twee. Via kennissen vond hij ruim een jaar geleden de baan in Jaffa.

Nihad is een van de 100.000 Palestijnen op de bezette Westelijke Jordaanoever die direct na de door Hamas geleide aanval in het zuiden van Israël op 7 oktober hun werkvergunning voor Israël zijn kwijtgeraakt. Ook de vergunningen van arbeiders in Israëlische nederzettingen en 18.500 Palestijnse arbeiders uit Gaza werden door Israël ingetrokken.

De meesten van hen werkten in Israël in de bouw, de horeca of dienstverlening. De Palestijnse arbeiders in Israël verdienden maandelijks 1,4 miljard shekel, omgerekend zo’n 360 miljoen euro, en leverden daarmee een belangrijke bijdrage aan de economie op de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever. Maar de ingetrokken werkvergunningen vormen slechts een van de vele economische problemen.

Ingehouden belastinggeld

„Er is een liquiditeitscrisis met verschillende oorzaken”, vertelt econoom Naser Abdelkarim op zijn kantoor in Ramallah. Hij is als docent verbonden aan de Arab American University in de stad. „Door de ingetrokken werkvergunningen, maar ook het verlies van banen op de Westelijke Jordaanoever zelf, is de werkloosheid sinds 7 oktober gestegen van 13 naar 35 procent.”

Daarnaast houdt Israël sinds 7 oktober belastinggeld in dat bestemd is voor de Palestijnse Autoriteit, die sinds de Oslo-akkoorden in de jaren negentig beperkt bestuur heeft over de bezette Westelijke Jordaanoever en – tot 2007 – Gaza. Volgens het Paris Protocol uit 1994 int Israël belastingen op Palestijnse import en export, betaalt deze maandelijks uit, en hanteert daarvoor een commissie van 3 procent.

De belastinggelden vormen 65 procent van de jaarlijkse begroting van de Palestijnse Autoriteit, grofweg 18 miljard shekel (4,6 miljard euro). De afgelopen jaren heeft Israël herhaaldelijk belastinggelden ingehouden als sanctie.

Om op zijn werk te komen, ging Nihad om 04.00 uur ’s nachts de deur uit

Sinds 7 oktober gaat het om ongeveer 25 procent van de totale belastinggelden, bestemd voor Gaza. Aangezien het belastinggeld wordt gebruikt voor de salarissen van ambtenaren in Gaza, meent Israël dat dit mogelijk in handen van Hamas kan komen. De Palestijnse Autoriteit weigert intussen ook het resterende belastinggeld in ontvangst te nemen, uit protest tegen Israëls aanvallen op Gaza.

Als gevolg heeft de Palestijnse Autoriteit duizenden ambtenaren sinds oktober geen of slechts een deel van hun salaris uitbetaald. Het Palestijnse bestuur is ernstig verzwakt door de economische situatie. Ook internationale hulpgelden aan de Palestijnse Autoriteit zijn sterk afgenomen, van 30 procent van de jaarlijkse begroting naar 1 procent, volgens premier Mohammad Shtayyeh.

Israël besloot eind januari dat de belastinggelden naar Noorwegen worden overgemaakt, en pas worden vrijgegeven als de Israëlische minister van Financiën Bezalel Smotrich, een ultrarechtse politicus die de Palestijnse Autoriteit wil opheffen, daar toestemming voor geeft.

Een andere oorzaak van de economische crisis zijn de talloze nieuwe of tijdelijke checkpoints sinds 7 oktober, waardoor mensen moeilijk hun werk kunnen bereiken of goederen vervoeren. In steden als Jenin, Nablus en Tulkarem worden constant invallen gedaan door het Israëlische leger, waardoor het werk stil komt te liggen. Door toenemend kolonistengeweld durven veel Palestijnse boeren bovendien hun gewassen niet meer te verbouwen of oogsten.

In het centrum van Ramallah ligt de groente- en fruitwinkel ‘Het paradijs’ van Mahmoud Nasrallah (52). Terwijl hij uit een grote thermoskan kopjes koffie met kardemom inschenkt voor zijn klanten, vertelt hij dat zijn inkomsten sinds 7 oktober zijn gehalveerd.

Voor de oorlog leverde hij ook aan hotels en restaurants in Ramallah. Maar er zijn helemaal geen toeristen meer en Palestijnen spenderen minder in horeca en winkels vanwege de crisis. Veel Palestijnse inwoners van Israël winkelen doorgaans op de Westelijke Jordaanoever, maar mogen er sinds 7 oktober niet meer in.

Het fruit in Nasrallahs winkel komt overwegend uit Israël, maar groente kocht hij in Nablus of Jenin, steden in het noorden van de Westelijke Jordaanoever. Door alle checkpoints kost het hem nu soms acht uur om daar te komen. De inkoopprijs van gember is verdrievoudigd, die van tomaten is met de helft toegenomen. De muur achter Nasrallahs kassa is bezaaid met handgeschreven sommen van klanten die een rekening hebben lopen.

Ook Nihad zit inmiddels diep in de financiële problemen. Aangezien hij al maanden achterloopt met de huur, dreigt hij uit zijn huis gezet te worden. Bij verschillende winkels heeft hij betaalachterstanden. Zijn totale schulden zijn inmiddels opgelopen tot 38.000 shekel, zo’n 9.500 euro. Hij haalt 100 shekel, zo’n 25 euro uit zijn zak: „geleend van vrienden”.

In Jaffa verdiende hij per dag 650 shekel. Een aanzienlijk deel van het salaris ging op aan de toestemming om in Israël te werken. Elke maand moest hij daarvoor 2.500 shekel betalen. Daar kwamen nog de reiskosten van Ramallah naar Jaffa bovenop.

Om op zijn werk te komen, ging Nihad voorheen om 04.00 uur ’s nachts de deur uit. Qua afstand is het dik een uur rijden van Ramallah naar Jaffa, maar de doorgang van het checkpoint aan de grens met Israël nam uren in beslag, en hij moest drie keer overstappen. Zijn dochters zag hij alleen in het weekend. „Niemand die vanuit de Westelijke Jordaanoever in Israël werkte, was tevreden”, meent Nihad.

Een Palestijnse man controleert een drukkerij in Ramallah die naar verluidt op 15 februari door het Israëlische leger werd overvallen vanwege claims van banden met Hamas.
Foto Jaafar Ashtiyeh/AFP

De eerste maand van zijn baan werkte Nihad nog zonder vergunning. Tienduizenden Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever werkten voor 7 oktober zonder vergunning in Israël. Niet in staat om checkpoints te passeren, vonden zij sluiproutes door of over de muur die Israël heeft gebouwd op de bezette Westelijke Jordaanoever. Israël stond het oogluikend toe.

’Economische vrede’

Volgens econoom Naser Abdelkarim is het onmogelijk om de economie op de bezette Westelijke Jordaanoever los te zien van Israël. Terwijl de integratie van de Israëlische en Palestijnse economieën de afgelopen jaren alleen maar is versterkt, lanceerde de Palestijnse Autoriteit een nationaal ontwikkelingsplan voor 2021-2023, gericht op onafhankelijkheid.

In Israël wordt, met name door premier Netanyahu, al jaren een beleid van ‘economie voor de veiligheid’ en ‘economische vrede’ gehanteerd, vertelt Abdelkarim. „Het gaat uit van het idee dat als je de economische situatie in de Palestijnse gebieden verlicht en Palestijnen welvarender maakt, zij eerder bereid zijn tot politieke concessies en niet in opstand zullen komen.”

De uitbreiding – van voor de oorlog – van het aantal werkvergunningen voor Palestijnen uit Gaza paste binnen dit beleid, zegt Abdelkarim. „De doctrine geldt zolang de veiligheid van Israëlische burgers niet in het geding is. Zodra dit wel het geval is, worden de economische banden verbroken, zoals we hebben gezien na 7 oktober.”

Het Israëlische veiligheidsapparaat maakt zich zorgen om de ‘explosieve’ economische situatie op de Westelijke Jordaanoever. Eerder deze maand vond er volgens de The Times of Israel een ontmoeting plaats in Tel Aviv tussen hooggeplaatste leden van de Israëlische veiligheidsdiensten en vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit.

De Israëlische delegatie beloofde de economische situatie te verlichten in de aanloop naar het begin van de islamitische vastenmaand ramadan in maart, onder meer door het aantal checkpoints en arrestaties te verminderen. Ook zouden zij een paar duizend arbeiders van boven de 45 jaar weer toelaten om te werken in Israël. In december mochten duizenden arbeiders al terugkeren naar hun werk in illegale Israëlische nederzettingen.

Volgens Abdelkarim is het beleid van ‘economische vrede’ gebaseerd op de misvatting dat economische stabiliteit de angel uit het Palestijnse verzet en hun nationale aspiraties haalt. „Niet de economie, maar een einde aan de bezetting brengt vrede.”

Ondertussen solliciteert Nihad zich sinds oktober een slag in de rondte in Ramallah – tevergeefs. Sinds 7 oktober heeft hij regelmatig contact met zijn voormalige baas in Israël, die het zelf ook niet makkelijk heeft. De eigenaar van de winkel is een Palestijnse burger van Israël. Sinds 7 oktober is zijn klandizie, voornamelijk bestaand uit joodse Israëliërs, aanzienlijk afgenomen. „Hij heeft een torenhoge huur per maand en overweegt nu de winkel van de hand te doen.”