Thomas Marijnissen overwon zijn angsten en weet nu: je kunt er zelfs profvoetballer mee zijn

Thomas Marijnissen kwam op zijn twaalfde als brutaal Bredaas buitenspelertje binnen bij NAC Breda met de droom om het eerste te halen.


Foto Katrijn van Giel

Interview

Voetbal Thomas Marijnissen (23) stopte vijf jaar geleden met voetballen door mentale problemen. Sinds dit seizoen is hij eindelijk contractspeler bij NAC Breda. „Ik dacht dat niets mij kon raken.”

Een zondagavond in juli, Thomas Marijnissen ligt in bed. Plotseling begint hij te zweten, zijn hartslag schiet omhoog en hij hapt naar adem. Nu komt het erop aan, weet hij. De signalen, zo noemt hij zijn klachten, moet hij snel onder controle krijgen. Anders neemt paniek zijn lichaam over. Hij staat op, vertelt zichzelf hardop dat er niets aan de hand is en begint te mediteren. De voetballer komt tot rust. Dan gaat hij weer liggen en valt in slaap.

Een kleine vier weken later zit Thomas Marijnissen op de lege tribunes van het Rat Verlegh Stadion, thuishaven van eerstedivisionist NAC Breda. Ontspannen vertelt hij over de stressdemonen die hem lastigvielen. Het was al even geleden dat hij er voor het laatst mee te maken had gehad, maar hij vermoedde al dat ze die avond zouden komen. De volgende dag moest hij naar het trainingscomplex van de club in Zundert voor een paar fitheidstests. „Ik wist: ik ga een oude situatie herleven”, zegt hij.

De oude situatie: dat is NAC Breda. De trainingsvelden, de mensen, het stadion, de fans, de verwachtingen. Het is de club waarmee hij is opgegroeid. Waar hij op zijn twaalfde als brutaal Bredaas buitenspelertje binnenkwam met de droom om het eerste te halen. Nu is hij 23 en heeft hij eindelijk zijn eerste profcontract getekend.

‘Thomas Marijnissen is thuis!’, juichte de club, een verwijzing naar de onwaarschijnlijke omweg die hij had genomen. Vijf jaar geleden stopte hij met voetballen. Na het overlijden van zijn vader was hij het plezier in het spelletje verloren, verklaarde hij. Tijd voor bezinning. Bij de amateurs hervond hij langzaam maar zeker de vreugde op het veld. Vervolgens kwam ook de ambitie om prof te worden terug. Hij schreef het zelfs op een whiteboard in zijn slaapkamer: ‘Ik word profvoetballer’.

Dat hield hem op de been als hij weer eens wakker werd met twijfels en met de zoveelste individuele training voor de boeg. Stap voor stap – van een eersteklasser via België naar tweededivisionist Kozakken Boys – knokte Marijnissen zich omhoog. En zie, met talent en wilskracht is niets onmogelijk. Nooit Opgeven Altijd Doorzetten (NOAD) dicteren de beginselen van de club. Marijnissen moest ze maar op zijn lichaam tatoeëren, suggereerde de interviewer van NAC TV.

Schaamte

Het dal, de comeback, het doorzettingsvermogen – er is geen woord aan gelogen. Maar het is niet het hele verhaal, zegt Marijnissen. Het wordt tijd dat hij dat hele verhaal vertelt. Omdat hij ziet dat voetballers nog altijd niet of nauwelijks praten over psychische problemen. Omdat hij weet hoe eenzaam en destructief dat is. Omdat die ene voetballer die wél over zijn angsten sprak hem zo enorm heeft geholpen. Maar vooral omdat hij zich eindelijk – eindelijk – niet meer schaamt.

De ellende begon toen het feest was in de stad. Breda vierde dat NAC promotie naar de eredivisie had afgedwongen. Marijnissen, 18 nog maar, ging er ook naartoe met zijn toenmalige vriendin en een paar anderen. Het was de tijd dat hij naar eigen zeggen „het mannetje” was bij NAC. Even daarvoor had hij zijn debuut gemaakt, in een uitwedstrijd tegen Cambuur. Hij was nog jeugdspeler, maar het komende seizoen zou hij definitief bij het eerste zitten. „Ik deed het goed”, zegt hij. „Ik dacht dat niets mij kon raken.”

Marijnissen kwam nooit bij het feest aan. Hij zat achter het stuur toen hij zijn eerste angstaanval kreeg: hartkloppingen, zweten, ademnood. Hij zette de auto langs de kant. Paniek nam zijn lichaam over. „Ik dacht dat ik doodging”, zegt hij. De huisarts probeerde hem telefonisch te kalmeren. Je hyperventileert. Rustig ademhalen, dan gaat het weer over. Marijnissen vertrouwde het niet. Wat hij precies had, hij wist het niet. Maar hij vermoedde dat het ernstig was.

Na de vakantie meldde Marijnissen zich op de club. Hij zweeg over wat hem was overkomen. „Vanaf toen ging het alleen maar bergafwaarts”, zegt hij. De aanvallen kwamen terug. Steeds frequenter. Terugkijkend weet hij niet eens waar hij precies bang voor was. Ja, voor de aanvallen zelf. En dus om dood te gaan. Want hoe vaker de paniek hem bestookte, hoe zekerder hij werd dat hij iets vreselijks mankeerde. De mogelijkheid dat het probleem tussen zijn oren zat, nam hij niet serieus. Hij was voetballer, die hadden daar geen last van. Hij was een haantje bovendien. Grote bek, opvliegend, zo iemand die altijd die bij opstootjes betrokken is. Angst? Dat paste niet bij hem.

Van trainen kwam al snel niets meer terecht. Nog voordat hij in Zundert aankwam was de paniek hem al de baas. Dan vluchtte hij naar huis. Als het eens lukte om de club te bereiken, was hij na de warming-up al doodop. Trainers en medische staf kregen in de gaten dat het niet goed ging met de jonge buitenspeler. De clubarts sprak met hem, NAC stelde voor dat hij met een psycholoog ging praten. „Maar toen was ik al niet meer te redden”, zegt Marijnissen. „Ik luisterde niet. Als die psycholoog belde, drukte ik hem weg.”

Op een dag in oktober bezocht hij het graf van zijn vader, die twee jaar eerder was gestorven. Daar besloot hij dat het genoeg was. Dit is geen leven, realiseerde Marijnissen zich. Vanaf de begraafplaats belde hij zijn trainer. „Ik kap ermee, zei ik.”

Foto Katrijn van Giel

Persbericht

Diepere oorzaken van zijn angstaanvallen vindt Marijnissen nog altijd moeilijk te benoemen. Het ligt voor de hand dat de dood van zijn vader een factor was. Misschien speelden ook de verwachtingen een rol. Hij gold als een van de grote talenten van de jeugdopleiding. Het gezin Marijnissen – hij heeft vier broers en zussen – draaide jarenlang om zíjn voetbaltoekomst. „Ik voelde wel druk om er een succes van te maken”, zegt hij. Wellicht heeft hij er ook gewoon aanleg voor. Is het een aangeboren zwakke plek.

Over die mogelijkheid durfde Marijnissen nog niet na te denken op de dag dat hij NAC verliet. Laat staan dat hij er over sprak. Thuis niet, noch bij NAC. Met medewerkers van de club stelde hij een persbericht op. Het werd een tekst over ‘luisteren naar je gevoel’, ‘dichtbij jezelf blijven’ en ‘jezelf écht de ruimte geven’. Een clubdirecteur voegde eraan toe dat het een weloverwogen en moedige keuze was die tekenend was voor zijn persoonlijkheid. „Ik vond alles best”, zegt Marijnissen. „Zolang er maar niet in stond dat ik die aanvallen had.”

Eenmaal gestopt kwam de opluchting. De aanvallen namen af, zijn gewicht nam toe. Twaalf kilo in een half jaar. Marijnissen leefde alsof hij zijn topsportjaren zo snel mogelijk ongedaan wilde maken. Slecht eten, nauwelijks beweging, veel alcohol. „Daarom ken ik zoveel mensen hier op de tribunes”, zegt hij. „Ik zag ze vier keer in de week in de stad”.

De opluchting was van korte duur. Marijnissen begon een studie en rond de eerste tentamens stak de paniek weer de kop op. Hij had zijn angsten niet bedwongen of onder controle gebracht, hij was ze alleen uit de weg gegaan. Nog altijd hield hij alles voor zichzelf. Zelfs toen hij weer ging voetballen en zijn spel op de amateurvelden al de vage contouren van een comeback kreeg, bleef hij volharden in zijn eenzame strijd.

De ommekeer kwam pas een jaar of twee geleden, toen iemand een link doorstuurde naar een videofragment met Ricardo Kishna. Daarin vertelt de aanvaller dat hij jarenlang heeft geworsteld met paniekaanvallen. De symptomen die hij noemt kwamen precies overeen met wat Marijnissen doormaakte. „Toen pas durfde ik onder ogen te zien dat angst mijn probleem was”, zegt hij. „Daarvoor had ik altijd nog het idee dat het iets lichamelijks kon zijn. Voetballers en paniekaanvallen: dat bestond niet. Het was bevrijdend om te beseffen dat ik niet de enige was.”

Marijnissen realiseerde zich ook: je kunt er dus wél over praten. Je kunt er zelfs profvoetballer mee zijn. Voor het eerst vertelde Marijnissen zijn dierbaren waar hij last van had. Zijn zus, zijn personal trainer, de begeleider die hij als ‘tweede vader’ ziet. En hij verdiepte zich in manieren om met zijn angsten om te gaan. Zo kwam hij ook met meditatie in aanraking. Vanaf dat moment is hij zich steeds comfortabeler gaan voelen. Vanaf dat moment ook ging hij pas echt in een comeback geloven.

Nu is Marijnissen dus ‘thuis’, zoals de club het verwoordde. Zo voelt het ook, zegt hij. Hoewel hij niet meer de jongen is die hij was in de jeugdopleiding van NAC. Hij is minder opvliegend, minder gejaagd. Dat is fijn voor zijn omgeving, denkt hij. Maar vooral voor hem.

Een dag na het gesprek maakt Marijnissen zijn thuisdebuut voor NAC, een invalbeurt van 20 minuten. Hij heeft er nauwelijks stress van gehad, vertelt hij later aan de telefoon. „Weet je? Ik heb er zelfs van kunnen genieten.”

Lees verder…….