Spotify: oude pop smoort jongste zusjes

Maarten Schinkel

Hadden oude rotten Spotify op de knieën kunnen krijgen? Recent maakte Neil Young bekend zijn muziek van het streamingplatform te halen vanwege de daar te beluisteren podcasts van Amerikaan Joe Rogan, die desinformatie zouden bevatten. Artiest en songwriter Joni Mitchell voegde zich bij hem, en daarna ook mensen als Nils Lofgren en Graham Nash.

Er zal vast een oplossing voor worden gezocht, wellicht in de vorm van een etiketje bij dit soort podcasts. Young zelf is naar zijn zeggen verhuisd naar Amazon Music, en dan nog: hij bezit nog maar de helft van zijn rechten, en had de andere helft al verkocht. Dat geldt voor heel veel andere artiesten. Fondsen als Hipgnosis (genoteerd aan de Londense beurs) kopen in hoog tempo rechten op, van Dylan tot Dire Straits.

Toch werpt de kwestie ook licht op de vraag: hoe belangrijk zijn de Neil Youngs en andere oude artiesten nog? Antwoord: ze zijn nog steeds groter dan je denkt. Nieuwe muziek en de bijbehorende sterren mogen dan meer in de publiciteit komen, zij verliezen terrein op de muziek die er al is. In tijdschrift The Atlantic maakte muziekkenner Ted Goia vorige week – voordat de rel uitbrak – een ontluisterende analyse: Is Old Music Killing New Music?

Een paar cijfers van Goia: de tweehonderd populairste nieuwe songs maakten in de VS drie jaar geleden slechts 10 procent uit van alle streams. Vorig jaar was dat nog eens gehalveerd, naar 5 procent. De kijkcijfers van de Grammy’s, het jaarlijkse feest van de meest hotte artiesten van het moment: in 2012 40 miljoen kijkers, vier jaar later nog maar 25 miljoen, en vorig jaar 8,8 miljoen – al zal het feit dat de jeugd zich sowieso van televisie afkeert, daar in meespelen.

De muziek die er daarentegen al is, neemt in belang toe. En waarom niet? Wie nu jong is heeft continenten van muziek te ontdekken. En jongeren doen dat ook. Twee dochters, gevraagd naar de laatste band waarvan zij die dag een song hadden gedraaid, antwoordden deze week respectievelijk Led Zeppelin (die van 20) en Sonic Youth (die van 27). Zij zijn geen uitzondering, integendeel.

Het duidt op wat muziekdatabedrijf MRC de ‘streaming torso’ noemt: het almaar uitdijende lichaam van muziek die er al is. Neil Young en Joni Mitchell mogen dan in hun eentje niet zo belangrijk zijn, maar ze zijn met veel. Heel veel.

Met hen hoef je geen medelijden te hebben. Zij zijn al binnen, zowel qua aandacht als geld. Maar nieuwe muzikanten? Daniel Ek, de baas van Spotify, zei vorig jaar te verwachten dat er in 2021 22 miljoen nieuwe tracks naar het platform zouden worden geüpload, ofwel 60.000 per dag. Om het tastbaar te maken: als je vijf minuten doet over een toiletbezoek, zijn er bij het doortrekken 211 nieuwe songs bijgekomen. Ek zei in 2025 te hopen op 50 miljoen ‘creators’ (artiesten en podcastmakers) en 1 miljard gebruikers. Lijkt mooi, maar dat is dus 20 luisteraars per creatieveling.

Probeer daar maar eens bovenuit te steken. Pop heeft al lang het winner-take-all-model dat internet in talloze sectoren, van sport tot tech, teweegbracht: een kleine groep giganten, een vloer vol kleine krabbelaars en een weggevaagd midden. De Ed Sheerans en de Drakes heersen daar. Maar op de achtergrond zingt ook nog een luidruchtiger koor van oudere muzikanten.

Wat te doen als nieuwe muzikant of band? Er is al een hele industrie ontstaan om je zo gewiekst mogelijk op playlists te krijgen. En een manier van produceren die de aandacht van de vluchtige luisteraar meteen trekt: dus niet te laat invallen met die zang, graag. De échte oplossing moet komen van de échte wereld: meer podia. Veel meer podia. Het post-Covidtijdperk dat nu hopelijk aanbreekt, vergt niet alleen een herstel van deze sector, maar een offensief voor meer. Zodat wat nieuw is, zich kan laten leren kennen.

Maarten Schinkel schrijft over economie en financiële markten.

Lees verder…….