Speciaal coördinator Voorhorst: ‘De stroomvoorziening gaat compleet anders werken’

Ben Voorhorst speciaal coördinator

Juist nu burgers en bedrijven snel willen verduurzamen, zit het stroomnet vol. Ben Voorhorst stelde een actieplan op. „Dit is niet een paar zonnepanelen of windmolens neerzetten en klaar.”

Speciaal coördinator Ben Voorhorst, hier nog als operationeel directeur van Tennet. „Als de zon schijnt en het waait een beetje, is er genoeg voor heel Nederland en meer zelfs.”
Speciaal coördinator Ben Voorhorst, hier nog als operationeel directeur van Tennet. „Als de zon schijnt en het waait een beetje, is er genoeg voor heel Nederland en meer zelfs.”

Foto Marten van Dijl/ANP

In Brabant en Limburg kon er in juni geen bedrijf meer bij. Het stroomnet zat overvol, veroorzaakt door de vele zonnedaken, de verduurzaming in de industrie en het groeiende aantal laadpalen. Bedrijven die om een aansluiting vroegen, kregen nul op het rekest. „Dat sloeg er in, hoor”, zegt Ben Voorhorst, voormalig operationeel directeur bij netbeheerder Tennet. „Want ze kregen ook niet te horen wanneer ze dan wel een aansluiting konden krijgen.”

Voorhorst (63 jaar) werd door het kabinet naar Brabant en Limburg gestuurd om te kijken of hij de problemen op het stroomnet kon oplossen. Deze woensdag presenteert hij een landelijk actieplan, want in grote delen van het land dreigen dezelfde problemen. Het net zit vol, terwijl burgers en bedrijven juist nu snel willen verduurzamen omdat de gasprijzen zo hoog zijn.

Zonnepanelen, warmtepompen en elektrische boilers zijn sinds de oorlog in Oekraïne niet aan te slepen, en die moeten allemaal het stroomnet op.

Dat het elektriciteitsnet vol zit, is niet alleen vervelend voor bedrijven, maar ook voor minister Rob Jetten (D66, Klimaat en Energie). Hij wil snel de uitstoot van broeikasgassen verminderen. Bijvoorbeeld door productieprocessen te elektrificeren die nu nog op gas draaien. Of door het aantal windmolens op zee fors uit te breiden, waardoor gas- en kolencentrales minder hoeven te draaien.

Vergunningen en inspraakprocedures voor uitbreidingen van het netwerk boven de grond duren geregeld zes jaar of meer en dat zal niet snel veranderen, zegt Voorhorst. Zo moeten er in Nederland bijvoorbeeld „vele tientallen” schakelstations bij komen. „Een kleintje is twee hectare groot.” Dat is net zo groot als vier voetbalvelden. Voorhorst: „Mensen vragen weleens aan mij: waarom duurt het zo lang? Dan zeg ik: omdat er altijd wel iets door een achtertuin heen moet.”


Lees ook: Stroom uit het stopcontact is niet meer vanzelfsprekend

Waslijst met actiepunten

Kan het sneller? Voorhorst heeft samen met netbeheerders, provincies, gemeenten en bedrijven een waslijst met actiepunten opgesteld. Die komen vaak neer op beter samenwerken, bijvoorbeeld in een regionale ‘energieraad’ voor een of meer projecten. „Steek nou de koppen bij elkaar.” En op vooruitdenken. Gemeenten en provincies moeten weer actief grondbeleid voeren, staat in het actieplan. „Koop alvast grond op die je nodig hebt voor bijvoorbeeld zo’n schakelstation.”

„Eigenlijk moeten we drie dingen tegelijk doen. We moeten het huidige net beter benutten. We moeten het net sneller uitbouwen. En burgers en bedrijven moeten elektriciteit anders gaan gebruiken. Geen van die punten gaat ons uit de put helpen. En zelfs met de drie bij elkaar blijven we nog lange tijd last houden van file op het stroomnet. Maar alle drie gaan ons helpen om het energiesysteem beter geschikt te maken voor de veranderingen die gaan komen.”

Voorhorst denkt met het actieplan de verstopping op het net met twee jaar te verkorten. „Ook met die twee jaar winst, bots je tegen grenzen. Je blijft keihard te maken hebben met lange doorlooptijden.”

Het huidige net beter gebruiken, kan door het stroomverkeer te reguleren. Tennet creëerde in Limburg en Brabant ruimte door bedrijven te betalen als die op drukke momenten minder stroom gebruiken. Zo is de file tijdelijk opgelost. Die aanpak kan voor heel Nederland model staan. Nu is gebruik van het stroomnet in de daluren voor bedrijven even duur als tijdens piekmomenten, als er veel vraag is naar stroom. Dat moet anders. Bijvoorbeeld door voor ‘spitsmijders’ een goedkoper tarief te rekenen. Net als in de trein. Wie op piekmomenten stroom wil, betaalt meer.

Even in een jaar besluiten dat er een hoogspanningslijn door je tuin gaat? Inspraak kost tijd

Luwe uren

Andere concrete voorstellen: zoek meer bedrijven die op drukke momenten tegen betaling bereid zijn om minder stroom af te nemen. En laat bedrijven die weinig bijdragen aan de overbelasting (congestie), bijvoorbeeld omdat ze op luwe uren stroom verbruiken, minder lang wachten op een aansluiting. Zorg voor een standaardprocedure om bij de uitbreiding vergunningen aan te vragen. „En doe dat gecoördineerd tussen netbeheerders en overheden, zodat zoveel mogelijk stappen gelijktijdig kunnen worden gemaakt, en niet onnodig achter elkaar.”

Het net sneller uitbreiden kan als provincies, netbeheerders en gemeenten veel meer samenwerken, denkt Voorhorst. „We kwamen er in Brabant en Limburg achter dat die mensen langs elkaar heen praten, elkaars taal niet begrijpen en elkaar tegenwerken zonder dat ze zich daar bewust van zijn.”

Die coördinatie moet er ook zijn bij de strategische aankoop van terreinen waar nieuwe infrastructuur moet komen. „In Amsterdam zou er een groot schakelstation komen, iedereen vond het een goede locatie. Maar opeens kwam een andere afdeling van de gemeente met nieuwe voorwaarden. In Limburg zijn we eens gaan kijken hoeveel afdelingen betrokken waren bij het neerzetten van een schakelstation. Wat denk je? Vijftien! Iedereen schrok zich een hoedje.”

Veel sneller vergunningen afgeven en bouwen ziet Voorhorst niet gebeuren. „Zes of acht jaar is niets als je bovengronds transport voor hoogspanning wil bouwen. Dat zie ik niet snel veranderen: de nieuwe Omgevingswet zorgt juist voor meer inspraak.” En dat hoort ook zo, vindt Voorhorst. „Even in een jaar besluiten dat er een hoogspanningslijn door je tuin gaat? Inspraak kost tijd. Ik ben blij dat we in Nederland wonen en niet in China.”

Ook al hebben de procedures hem geregeld hoofdpijn bezorgd. „Ik heb weleens meegemaakt dat we bij de aanleg van een bovengrondse lijn niet onderzocht hadden in hoeverre paarden – er stond daar een manege – schrokken van het knisperende geluid van de bovengrondse lijn. Onterecht, vond de Raad van State. Streep erdoor en ga je huiswerk opnieuw doen.”

Intussen is het van groot belang dat burgers en bedrijven hun gedrag veranderen. Want straks gaat het weer bepalen wanneer we volop energie gebruiken, zegt Voorhorst. Als het waait en de zon schijnt, is er veel stroom. Gedurende een windstille nacht juist niet. In 2030 komt meer dan 80 procent van de elektriciteit van wind en zon. „Mensen hebben niet door hoe groot de verandering is. Dit is niet een paar zonnepanelen of windmolens neerzetten en klaar. De stroomvoorziening gaat compleet anders werken.”

Het oude stroomnet werd gestuurd door de vraag naar elektriciteit. Iemand doet zijn wasmachine aan, een fabriek begint met draaien. Die elektriciteit werd geleverd door een gas- of kolencentrale, met een stabiele capaciteit. „Daar zat een knopje aan. Afhankelijk van de vraag gingen die centrales harder of zachter produceren.”


Lees ook: Rijk is bereid miljarden in het stroomnet te investeren, in ruil voor een flinke vinger in de pap

Anders gaan denken

Het nieuwe stroomnet wordt gestuurd vanuit het aanbod van elektriciteit. Als de zon schijnt en het waait een beetje, is er genoeg voor heel Nederland en meer zelfs. Daar moeten burgers en bedrijven gebruik van maken door precies dan hun machines of wasdrogers aan te zetten. Of hun auto op te laden. Stroomprijzen zijn voor consumenten en de meeste bedrijven nu nog vlak, maar gaan variëren per uur. En bedrijven moeten compleet anders gaan denken. Voorhorst: „Nu is energie iets voor de inkoopmanager, maar dat moet deel gaan uitmaken van het strategische beleid van de bedrijfstop. Die moet zijn hele productieproces daarop inrichten. En uitrekenen: vanaf welke vergoeding ben ik bereid minder stroom te gaan gebruiken?”

Bedrijven moeten ook bedenken hoe ze elektriciteit gaan opslaan, als die in overvloed is, bijvoorbeeld in de zomer. „Waar moet de stroom vandaan komen als de wind en zon er niet zijn? Na 2030 zijn er in elk geval geen kolencentrales meer. Elk bedrijf moet kijken in welke mate het zijn stroomgebruik kan flexibiliseren. Door opslag of door het gebruik soms te beperken. Dat is goed voor het bedrijf, maar ook voor het netwerk. Je hoeft als bedrijf niet te wachten op een zwaarder net.”

Wat in elk geval op de helling moet, is het automatisme dat zonnepanelen stroom leveren aan het net en het energiebedrijf die stroom op een later moment gratis teruggeeft. „Consumenten en bedrijven kunnen het stroomnet niet meer gebruiken als gratis batterij.”

Bij particulieren gebeurt dat gratis teruggeven via de zogeheten salderingsregeling. „Als er te veel wind- of zonne-energie wordt geproduceerd is dat nu nog de pech van het energiebedrijf. Die moet zoeken naar een oplossing.”

‘Omgekeerde nivellering’

Volgens Voorhorst past de salderingsregeling, waar twee miljoen huishoudens gebruik van maken, dan ook niet bij het nieuwe stroomnet. Energiebedrijven worden erdoor op kosten gejaagd. „Wie betaalt die subsidie in de praktijk? De consument die geen zonnepanelen kan betalen. Die mensen betalen de kosten. Dat is gewoon een omgekeerde nivellering.”

Aan bedrijven en consumenten wordt de komende jaren steeds vaker gevraagd om hun gedrag aan te passen. Om slim om te gaan met hun vraag en aanbod van stroom. Maar waren deze problemen niet te voorzien? Had het net niet veel eerder moeten worden verzwaard?

Voorhorst zei eind 2020 nog tegen NRC dat de stroomvraag „over tien jaar nauwelijks groter” zou zijn. De toenmalige directeur van Tennet zei er wel bij dat de industrie de grote onzekere factor was: hoeveel stroom zou die nodig hebben? „Bij het [nationale] Klimaatakkoord in 2019 is het bedrijfsleven naar zijn plannen gevraagd. Daar zat ik zelf bij en er kwam nauwelijks of geen sjoege. Moeilijk, moeilijk.”

Gevolg was volgens Voorhorst dat de verwachte stroombehoefte te laag is geschat. Die zou van 106 terawattuur (TWh) in 2020 naar 120 TWh in 2030 gaan. Inmiddels ligt die prognose op 200 TWh.

„Dat komt vooral door de industrie en dat is ook heel goed. Minister Jetten heeft ervoor gezorgd dat er veel meer windparken op zee komen en dat heeft tegelijk ook een boost aan de vraag naar elektriciteit gegeven.” Industriebedrijven weten daardoor dat er genoeg elektriciteit is om hun bedrijfsprocessen te kunnen elektrificeren. Dan durven ze daarin te investeren.

Het stroomnet intensiever gebruiken, terwijl het net tegelijkertijd wordt uitgebreid, vergroot de kans op storingen. „We gaan scherper aan de wind varen”, zegt Voorhorst. „Met minder buffers in het systeem wordt de kans dat je het noodlot tart groter. Krijgen we dan vaker grote storingen? Dat durf ik niet te zeggen, maar statistisch wordt de kans niet kleiner.”

Lees verder…….