Pieter Verelst heeft gelijk als hij zijn voorstelling chaotisch en onsamenhangend noemt

Recensie


Theater

Cabaret De Vlaamse cabaretier Pieter Verelst verliest zich in zijn absurdistisch bedoelde voorstelling ‘Ten aarzel’ in loze grilligheid en melige taalspelletjes.

De Vlaamse cabaretier Pieter Verelst en zijn paard in ‘Ten aarzel’.
De Vlaamse cabaretier Pieter Verelst en zijn paard in ‘Ten aarzel’.

Foto Rob Ouwerkerk

In 2016 won Pieter Verelst de talentenwedstrijd Cameretten dankzij zijn beeldend spel en surrealistisch aandoende verhalen. Alles aan zijn optreden getuigde van lef en theatrale bravoure. Ook de jury was onder de indruk van zijn originaliteit en zag een voorstelling met „een prettige dynamiek, die naadloos aansluit op de grillige inhoud”.

Dat optreden groeide uit tot een eerste avondvullende voorstelling (Mijn broer en ik) en inmiddels speelt de Vlaamse cabaretier (1990) zijn derde show: Ten aarzel. Alle bij zijn eerste kennismaking genoemde componenten zijn nog aanwezig: de lef, het bravoure, het surrealisme. Met als grote verschil dat ze geenszins meer op de inhoud aansluiten en elk idee van richting ontberen.

Verelst opent de voorstelling met een stukje koddig schooltoneel, waarin hij de dood van zijn oma uitbeeldt. Telkens schiet ze, allesbehalve origineel, met veel kabaal uit de bijna-dood wakker. De liefde voor zijn oma wordt verder niet uitgewerkt, maar met haar deelt hij de droom om bij Cirque du Soleil te gaan spelen.

Het paard uit zijn paardenact, die hem zo ver moet brengen, speelt Verelst zelf, met wapperende cape, en een tof stukje paardenbeatbox. Maar na die introductie lijkt de inspiratie op. Verelst zingt een zouteloos lied over een goudvis en dobbert vervolgens stuurloos van het ene naar het andere onderwerp. Dat het veel over dieren gaat, verbindt de scènes niet, en als aan het slot het paard terugkeert, voelt het allerminst als een afgerond verhaal.


Lees ook de recensie van Verelsts voorstelling Mijn broer en ik: Verelsts absurdisme blijft hangen in lekker gek doen

Koket

Verelst verliest zichzelf onder meer in stemimitaties van zijn oma en wezenloze taalspelletjes. Hij etaleert een voorliefde voor palindromen, waarbij hij van „booby-trap” een „party-boob” maakt en aan een vrouw in het publiek vraagt of de hare links of rechts zit.

Er volgt een verhaal over een mislukkende inbraak, het voorlezen van dierensprookjes die hij als kind zou hebben geschreven, een act met drumstokjes in zijn anus en een parodie op een musical. Dat hij tussendoor meermalen opmerkt dat het een chaos in zijn hoofd is en dat de voorstelling onsamenhangend is, klinkt eerder als koketterie dan als zelfspot. Als Verelst iets aantoont, dan is het dat een poging surrealistisch cabaret te maken zonder bodem of concept kan uitmonden in loze grilligheid.

Grappig wil het steeds maar niet worden. De paar grappen die herkenbaar zijn als grappen zijn van een bedenkelijke soort. Het kadaver van het paard prijst hij bijvoorbeeld aan bij de mannen in de zaal met een seksistische wenk: „Bedenk, een dood paard klaagt niet.” Zelf rijdt hij een paar keer op dubbelzinnige wijze paard, wat alleen maar puberaal oogt.

Alles bij elkaar is het nogal een teleurstelling dat een veelbelovend talent, met een neus voor een originele, alternatieve vorm van cabaret, zich van deze kant laat zien.


Theater Bekijk een overzicht van onze recensies over theater

Lees verder…….