‘Ook een gebutst schaaltje kan waardevol zijn’

Haar werk is urgenter geworden, zegt ze. En nuttiger ook. Maar eerlijk gezegd: „Ook wel wat deprimerend soms.” Pia Verhoeven is ‘erfgoedspecialist’. Haar werk: kerkgebouwen bezoeken en daar alle religieuze voorwerpen inventariseren, van klein (kandelaars, doopbekkens, collecteschalen) tot groter (knielbanken, heiligenbeelden) tot onderdelen van het interieur (preekstoelen, glas-in-loodramen). Op zo’n bezoekdag ligt in de kofferbak van haar auto een camera met statief. „Het licht is vaak slecht, dus we fotograferen liever niet met de telefoon.” Ook mee: een wit lakentje voor de achtergrond, een aantal meetlinten, een laptop. Soms is ze alleen, vaak zijn ze met z’n tweeën of drieën.

Pia Verhoeven is één van de tien erfgoedspecialisten van Museum Catharijneconvent, het rijksmuseum voor religieuze kunst. Ze doet dit werk al lang, haar naam staat onder het voorwoord van de Handreiking roerend religieus erfgoed uit 2011. In dat boekwerkje werd nu eens niet de noodklok geluid over de teloorgang van kerkgebouwen, maar over het lot van de religieuze voorwerpen in al die sluitende kerken. Sinds kort is er een aangepaste versie van de Handreiking. Omdat steeds meer kerken sluiten, moeten steeds meer voorwerpen een plekje vinden. En steeds vaker vinden ze dat plekje ook niet.

Hoe een bezoekdag eruitziet? „We beginnen vaak in de sacristie, dat is het vertrek waar de priester zich omkleedt voor de mis. Daar is de inloopkluis met het liturgisch vaatwerk: kelken, monstransen. Dan kijken we: zijn ze oud en waardevol? Hebben ze bijzondere inscripties? Daarna is het textiel aan de beurt, de oude kazuifels liggen vaak op zolder of in de kelder – een soort schatgraven is dat. Dan de eigenlijke kerk: kandelaars, het altaar, banken, beelden.” Alle religieuze voorwerpen die verplaatst en eventueel verwijderd kunnen worden, daar komt het op neer.

Dergelijke voorwerpen, stond in het voorwoord van de Handreiking uit 2011, „vormen wellicht de grootste verzameling kunstvoorwerpen en historische objecten in dit land; het gaat hier om heel bijzonder erfgoed”. Een gedeelte daarvan is beschermd, meestal (delen van) het interieur van monumentale kerken. Categoriseren, en als het een beetje kan voor herplaatsing aanbieden aan andere kerken, luidde de belangrijkste aanbeveling. „U benadert hiervoor eerst kerken in eigen stad, regio, bisdom of classisgebied”, stond onder het kopje herbestemmen. En: „Overweeg om een kijkdag te organiseren, vooral als het gaat om veel voorwerpen en belangstellenden.”

Kruisbeeld, maker en datum onbekend.
Monstrans met beeldjes van Willibrord en Bonifatius, 1630.

Foto’s: Ruben de Heer

In de tijd dat Pia Verhoeven begon met inventariseren, meer dan twintig jaar geleden, ging het nog vooral om het in kaart brengen van wat er was. „We assisteerden met behoud en beheer, want dat kun je als kerkelijke eigenaar alleen goed doen als je weet wat je in handen hebt. Dan weet je bijvoorbeeld wat wel en niet de moeite waard is om te restaureren.”

Nu gaat ze steeds vaker naar wat sluitingskerken worden genoemd: kerken die op de nominatie staan om de deuren te sluiten. „En dan gaat het vaak over herbestemmen, dus een nieuwe plek vinden voor voorwerpen van de inventaris die niet in de kerk kunnen blijven. Terwijl dat tegelijk steeds moeilijker wordt.” Deze week nog was ze in een kerkgebouw waar al voorwerpen waren opgeslagen van twee andere kerken uit de buurt – en deze kerk ging nu ook sluiten.

Dus ja, de tijden zijn veranderd. Of eigenlijk: de tijden gaan sneller dan gehoopt. Kijkdagen hebben niet zoveel zin meer, het aanbod overstijgt de vraag ruimschoots. Of zoals het staat in de aangepaste Handreiking, die twee maanden geleden werd gepresenteerd: „Veel roerend erfgoed is de afgelopen jaren ondergebracht in de enige kerk(en) die in de omgeving in religieus gebruik bleef/bleven. Dit zorgt op veel plekken voor problemen. Hoe draag je zorg voor het waardevolle erfgoed in de overvolle kluizen en orgelbalkons?”

De presentatie van die aangepaste Handreiking gebeurde door Anique de Kruijf, ‘afdelingshoofd erfgoed in kerken en kloosters’ van Museum Catharijneconvent. De afdeling is opgericht om kerkelijke eigenaars te helpen bij de inventarisatie en mogelijke herbestemming van wat zich zoal in hun kerkgebouwen bevindt. Tien jaar geleden was het nog een team van drie mensen, nu werken er tien erfgoedspecialisten, bijna allemaal historici of kunsthistorici.

Wit kazuifel met laatste avondmaal.
Foto Ruben de Heer

We zitten op de kamer van Anique de Kruijf, het nieuwe boekje opengeslagen tussen ons in. Wat ze graag eerst wil zeggen: „Dit land is in de basis een christelijke natie. Er zijn nog altijd meer dan vijfduizend kerkgebouwen met een kerkelijke functie. En al die gebouwen zijn in de tijd waarin ze ontstonden ingericht met de prachtigste interieurs, kosten noch moeite werden gespaard. Niet alleen bij katholieke kerken, ook aan protestantse kerken werkten de beste ambachtsmannen uit hun tijd mee. Tegelijk: de deuren van die kerken zitten meestal dicht, we zien al die schoonheid niet. En de mensen die nog wel een kerk bezoeken, zijn zwaar in de minderheid. Dat alles bedreigt het voortbestaan van religieus erfgoed.”

Die dreiging zie je terug in het aangepaste boekje. Daarin wijst een beslisboom kerkelijke eigenaars de weg door een doolhof van mogelijke bestemmingen voor de religieuze voorwerpen uit hun kerkgebouw. Onder afstoten, het allerlaatste kopje: „Kan het voorwerp verkocht worden of weggegeven worden aan een particulier of niet-kerkelijke instelling, of aan (een familielid van) de schenker? Nee? Draag zorg voor een discrete vernietiging van het voorwerp.” Dan gaat het om voorwerpen met hoegenaamd geen cultuurhistorische waarde.

Eigenlijk zijn er geen makkelijke voorwerpen, ze hebben allemaal hun eigen complexiteitPia Verhoeven erfgoedspecialist

Het is steeds moeilijker om voor al dat erfgoed een plekje te vinden?

Anique de Kruijf: „We krijgen nog steeds veel herbestemd op andere religieuze locaties: kapellen in ziekenhuizen, oecumenische ruimtes in bejaardenhuizen. Voorwerpen komen echt nog wel op plaatsen terecht waar ze weer religieus worden gebruikt. Maar ergens houdt dat op natuurlijk – en dan is het belangrijk te weten: wat is waardevol en willen we bewaren.”

En wat is dan waardevol?

„Dat is nog best ingewikkeld. Wat belangrijk is vanuit het perspectief van erfgoed, hoeft dat voor een kerk niet per se te zijn. Voor een kerk kan ook een dertien-in-een-dozijn mariabeeldje waardevol zijn. Of een gebutste schaal. Wat we nu anders doen dan eerst: we maken bij de inventarisatie meteen onderscheid tussen objecten die we zien als waardevol erfgoed, en die we om die reden willen bewaren voor de toekomst, en voorwerpen met een sentimentele waarde die van belang zijn voor die kerk. De verdeling daartussen is ongeveer fifty-fifty.”

Doopvont, 1400/1499.
Avondmaalsbekers, door tinnegieter Johann Eberhardt Ronstadt.

Foto’s: Ruben de Heer

En wat gebeurt er met de tweede categorie voorwerpen?

„Sowieso is het aan de kerkelijke eigenaar om te bepalen waar de voorwerpen naartoe gaan: wij geven advies. Waar het ons om gaat is dat die keuzes bewust worden gemaakt. En er is de urgentie om wat strikter om te gaan met herbestemming, omdat je die ene openblijvende kerk niet kunt opzadelen met de last van al dat erfgoed. Los daarvan: wat je vaak ziet gebeuren is dat voorwerpen cadeau worden gegeven aan de man die veertig jaar koster was of aan de mevrouw die altijd de bloemen verzorgde. Soms geven we ook de particuliere markt ter overweging – en voor sommige voorwerpen is dat acceptabel.”

Zijn er ook lastige objecten?

„Eigenlijk zijn er geen makkelijke voorwerpen, ze hebben allemaal hun eigen complexiteit. Heiligenbeelden zijn vaak gebonden aan een bepaalde kerk of regio. Een preekstoel is ingewikkeld: past die bij het andere interieur, zijn de afmetingen wel goed, kan hij überhaupt gedemonteerd. Voor avondmaalsgerei vind je meestal wel weer een nieuwe kerkelijke eigenaar, maar daar hangt vaak zo’n grote sacraliteit omheen dat je die zoektocht heel zorgvuldig moet aanpakken.”

En zorgvuldigheid, zegt erfgoedspecialist Pia Verhoeven, dat is als je een kerk bezoekt ook: aan het begin van de dag eerst even samenzitten, koffie drinken en luisteren naar het verhaal van juist deze kerk. „Als we een sluitingskerk bezoeken, denken mensen vaak dat we alles komen weghalen. Maar dat is niet zo, het liefst willen we dat voorwerpen in de sluitingskerk blijven – of anders terechtkomen in kerken in de buurt. Dat leggen we uit en vaak zijn mensen dan opgelucht: oh, ze komen om ons te ontzorgen. Als je het zo bekijkt, zou je kunnen zeggen dat ons werk zinvoller is geworden.”

In cijfers7.100

kerkgebouwen staan er in Nederland, een aantal dat is vastgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Protestantse kerkgebouwen maken meer dan de helft uit, daarna komen de katholieke kerken en kloosters. Moskeeën en synagogen vormen een (zeer) kleine minderheid.

1.500

kerkgebouwen hebben geen religieuze functie meer, maar kregen een nieuwe bestemming als appartementengebouw, dorpshuis, expositieruimte, trampolinehal, bibliotheek, supermarkt of zelfs parkeergarage. De komende tien jaar zal naar verwachting nog eens eenderde van de kerkgebouwen zijn religieuze functie verliezen.

320.000

voorwerpen uit kerken en kloosters zijn tot nu toe geregistreerd: opgemeten, gefotografeerd, onderzocht en beschreven. Het gaat om allerlei soorten objecten, zoals doopvonten, kandelaars, avondmaalsbekers, heiligenbeelden, wandkleden, tekstborden, kerkbanken, preekstoelen, orgels. Dit geregistreerde ‘roerend religieus erfgoed’ staat in de databank van Museum Catharijneconvent in Utrecht, het rijksmuseum voor religieuze kunst.

66.000

(20 procent) van de geregistreerde voorwerpen heeft een regionaal of lokaal belang. Ongeveer 2.500 voorwerpen, 0,7 procent, behoort tot de ‘Collectie Nederland’, zij zijn van belang voor de nationale cultuurgeschiedenis. Zo’n 700 objecten, 0,2 procent, zijn wettelijk beschermde cultuurgoederen.

700.000

voorwerpen zou de database bevatten als álle roerend religieus erfgoed beschreven was.

10

erfgoedspecialisten van Museum Catharijneconvent helpen kerken met de registratie van het roerend religieus erfgoed. Zij komen een of twee dagen langs, om samen met de koster, de pastoor of een lid van de kerkenraad alle voorwerpen langs te gaan die deel uitmaken van het interieur.

2015

Toen begon het ‘platform vraag en aanbod religieuze voorwerpen’. Het platform is alleen toegankelijk voor religieuze instellingen, niet voor particulieren.