Made in China wordt Made in India : hoe China zijn status als productieschuur verliest

Economische grootmacht China verliest zijn aantrekkingskracht als productieschuur nu ook Apple meer iPhones in India laat maken. Dat past in een patroon: de Chinese groeimotor groeit niet meer, en het land raakt verder geïsoleerd.



Illustratie Rik van Schagen

Of een nieuwe -iPhone, vijftien jaar na de introductie van het oermodel, nog verrassingen bevat? Dat moet blijken als Apple in september de iPhone 14 introduceert.

Opzienbarender is het nieuws vooraf: de verschuiving van de iPhone-productie.

Tot nu toe komen de meeste Apple-smartphones (230 miljoen per jaar) uit fabrieken in China. Maar persbureau Bloomberg meldde deze week dat Apple de productie van de nieuwste toestellen deels naar India verplaatst. Hoe groot dat deel is, werd niet bekend.

Normaal laat Apple een nieuw model het eerste halfjaar alleen in China maken, nu komt de Indiase productie al na twee maanden op stoom. De reden: Apple vertrouwt niet louter meer op Made in China.

Wegens corona gesloten

De verschuiving symboliseert het einde van de groei van China en de start van de opkomst van India. China kampt op het moment met veel problemen tegelijk – zo ernstig dat de economische groei in het tweede kwartaal van dit jaar tot stilstand kwam.

Dat komt door nieuwe lockdowns, die niet alleen de productie maar ook de toevoer van onderdelen en de verscheping van producten hindert. Zo gingen alle drie de fabrieken waar iPhones gemaakt worden in april van dit jaar in lockdown op bevel van de Chinese overheid. De fabrieken liggen in en om Shanghai, de stad die te maken kreeg met een maandenlange uitbraak van corona.

Er is bovendien een nijpend tekort aan elektriciteit in grote delen van China, niet voor het eerst ook. Foxconn, het bedrijf dat Apple-gadgets assembleert, moest zijn iPad-fabrieken in de west-Chinese provincie Sichuan afgelopen maand zes dagen sluiten.

China wilde de beschikbare stroom bewaren voor de bevolking. Sichuan kampt met een hittegolf en met aanhoudende droogte. Dat is lastig, want de provincie had juist volop ingezet op waterkracht als alternatief voor kolen.

Ook de tijden dat er in China overvloedig en goedkoop fabriekspersoneel te krijgen was, zijn inmiddels voorbij. Ouders zien niet graag meer dat hun vaak enig kind in een fabriek gaat werken: dat hebben ze zelf eerder juist gedaan om te zorgen dat het hun kind bespaard zou blijven. De lonen zijn sterk gestegen, zeker voor hogeropgeleid technisch personeel, dus productie in China is niet meer zo goedkoop als elders in Zuidoost-Azië.


Lees ookDe strijd om chips treft hightech Taiwan in het hart

Nog een remmende factor: de oplopende spanningen tussen de VS en China, recent nog rond Taiwan. Dat zou tot een oorlog tussen beide grootmachten kunnen leiden, is de angst. Ook zonder oorlog wordt het moeilijker om zowel met de VS als met China samen te werken. De VS vragen buitenlandse bedrijven vaak hoogwaardige technologieën niet aan China te leveren, op straffe van uitsluiting van de Amerikaanse markt. Het Nederlandse ASML merkt de consequenties, omdat de VS verkoop van chipmachines aan China wil afknijpen.

De twee gezichten van China

China, op zijn beurt, heeft een nogal ambivalente houding. Enerzijds wijst China erop dat het graag wil doorgaan op het pad van globalisering, en dus ook graag Apple-telefoons wil maken en exporteren. Anderzijds richt het land zich meer op autonomie.

China is ervan overtuigd dat de VS willen voorkomen dat ze door Beijing voorbijgestreefd worden op economisch, militair en politiek vlak. Daarom staat in het Chinese vijfjarenplan voor de periode 2020-2025 dat China voor zijn economie streeft naar zogeheten „duale circulatie”: alles wat in China gemaakt kan worden moet ook in China gemaakt worden. Alleen wat China niet zelf kan maken, moet uit het buitenland worden gekocht.

Voor landen die beschikken over de hoogwaardigste technologie is dat niet erg aantrekkelijk. Waarom zou je die technologie aan China leveren als je daarmee een concurrent schept, omdat het land die technologie zich ook wil toe-eigenen? Een concurrent die bovendien niets van zijn eigen hoogwaardige technologie met jou wil delen, omdat dat staatsgevaarlijk zou zijn? En die ook niet te beroerd is om je technologie desnoods te stelen?

China wil zelfvoorzienend zijn en koopt bijvoorbeeld energie en grondstoffen niet graag op de vrije markt. Het liefst beheerst het de hele productieketen: van de winning van grondstoffen en energie door Chinese bedrijven, via transport over door China aangelegde wegen, treinverbindingen en havens, naar Chinese bedrijven die de grondstoffen verder verwerken.

De Chinese economie kon jarenlang mede hard groeien doordat private ondernemers alle vrijheid kregen om hun eigen bedrijven te beginnen en uit te bouwen. Grootheden als Jack Ma, de kleurrijke oprichter van webwinkel Alibaba, bouwde een techimperium zonder dat de overheid hem veel in de weg zat. Zolang de overheid ook meeprofiteerde en hij zich niet tegen de Communistische Partij keerde, kon Ma doen wat hij wilde.

Die tijd is voorbij. President Xi Jinping bemoeit zich nu persoonlijk met het bedrijfsleven. En hij laat zich daarbij meer leiden door politieke dan door economische motieven. Voor buitenlandse bedrijven is dat lastig. Zij kunnen te maken krijgen met nieuwe wet- en regelgeving die als het ware uit de lucht komt vallen. Dat maakt het investeringsklimaat instabiel. Ook Chinese private partijen aarzelen over investeringen.

De Chinese overheid wil graag dat China innoveert en hightech goederen produceert. Dat is omdat arbeid in China te duur is geworden om nog de fabriek van de wereld te zijn voor bijvoorbeeld kleding en andere arbeidsintensieve productie.

Maar innovatie valt niet op alle gebieden zo makkelijk van overheidswege af te dwingen. Het lukte China op het gebied van zonnepanelen en elektrische auto’s, maar om bijvoorbeeld eigen vliegtuigen te maken is veel moeilijker. Dat vraagt om niet-hiërarchische samenwerking en meer ondernemersvrijheid, niet om een van bovenaf geleid proces.

Dat geldt ook voor halfgeleiders (computerchips). Ondanks enorme staatssteun aan de ontluikende eigen chipindustrie blijft China afhankelijk van import van geavanceerde chips. De productie van halfgeleiders is technisch complex en de productieketen is een vlechtwerk vol internationale afhankelijkheden – lastig in een land dat zich liefst autonoom ontwikkelt. Tegelijk probeert de Amerikaanse overheid levering van chipmachines en andere productiemiddelen aan China tegen te houden.

Wat blijft er over van Made in China?

Apple is niet de enige producent die zijn afhankelijkheid van China verkleint en risico’s spreidt. Het Zuid-Koreaanse Samsung, maar ook Chinese bedrijven als Xiaomi verhuisden fabrieken naar Vietnam – vanwege lagere lonen. Maar er zijn meer redenen. Amerikaanse importtarieven op Chinese producten, die Apple wist te ontlopen, maken Made in China-producten minder aantrekkelijk. Ondertussen subsidieerde de Indiase overheid de bouw van nieuwe fabrieken om Made in India aantrekkelijker te maken.


Lees ook: In China gaat politieke stabiliteit nu even voor economische groei

Net als andere elektronicamerken besteedt Apple de assemblage uit aan een zogeheten ‘ODM’, een original design manufacturer. Foxconn, de grootste ODM ter wereld, telt meer dan 1,3 miljoen medewerkers. Bij de fabriek in het Chinese Shenzhen waar iPhones gemaakt worden, werken rond de 350.000 mensen.

Reus in de elektronicawereld

Apple (beurswaarde van 2.700 miljard euro) is een reus in de elektronicawereld. Elk stapje van Apple doet een keten van toeleveranciers op zijn grondvesten schudden. Met alleen een grote elektronicafabriek ben je er niet. Ook de bedrijven die de essentiële onderdelen leveren moeten meeverhuizen om tijdig te blijven leveren.

Bedrijven als Samsung en Apple hebben de slagkracht om andere bedrijven mee te krijgen. Kleinere elektronicamakers blijven afhankelijk van het grote cluster van hardwarespecialisten rondom het Chinese Shenzhen. „Nergens anders vind je zo’n compleet netwerk van componentenleveranciers bij elkaar”, zegt Keesjan Engelen. Zijn bedrijf Titoma ontwerpt elektronica vanuit Taiwan en maakt daarbij regelmatig gebruik van Chinese fabrieken.

China is ook een belangrijke producent van ruwe materialen voor elektronica en hofleverancier van veelgebruikte componenten als lcd-schermen. „Maar het is niet voor niets dat acht van de tien grootste ODM’s ter wereld uit Taiwan komen”, zegt Engelen. Buitenlandse elektronicamerken zijn huiverig de productie rechtstreeks onder te brengen bij Chinese bedrijven, uit angst voor diefstal van intellectueel eigendom. Afgelopen week werd Luxshare, een Chinese producent van Airpods en iPhone-onderdelen, nog beschuldigd van diefstal van bedrijfsgeheimen en het wegkapen van personeel.

Apple kan het zich niet veroorloven om China geheel te verlaten. Dat zou de enorme Chinese afzetmarkt schaden. In 2021 haalde Apple 68 miljard dollar omzet uit China, 18 procent van het totaal. De iPhone is in China minstens zo populair als de lokale merken Oppo, Vivo en Huawei. China zal zijn rol in de productie van elektronica niet in één keer verliezen, zegt Engelen. „Er is geen land ter wereld waar je met één druk op de knop vijftigduizend extra medewerkers oproept die extra toestellen in elkaar komen schroeven.”

Lees verder…….