Liever geen boycot van Russische film


Een boycot van Russische films of niet? Momenteel zijn er in heel Nederland benefietvoorstellingen van de Oekraïense film Donbass, een macabere komedie over Russisch wanbestuur, corruptie en wreedheid in de ‘volksrepublieken’ Donetsk en Loegansk, de wrange vruchten van Poetins eerste invasie in 2014. Producer Denis Ivanov, nu onder de wapens ten noorden van Kiev, wil een totale boycot van Russische film vanwege ‘genocide’ in zijn land. Regisseur Sergej Loznitsa is tegen: in een open brief wijst hij op de ruim 500 Russische cineasten die zich dapper tegen de oorlog keerden en dat regisseur Viktor Kossakovki (Gunda) de eerste was die hem na de invasie mailde: „Vergeef mij, dit is een catastrofe. Ik schaam me zo.”

Voorlopig wint Loznitsa. Het filmfestival van Cannes weert Russische delegaties, niet filmmakers. Dat lijkt de algehele lijn, al zou de Berlinale vermoedelijk nu niet langer Brat vo vsjom selecteren, een arthouse-Top Gun over een Russische tweeling in opleiding tot gevechtspiloot die ik daar vorige maand zag.

Welke films lijden onder zo’n boycot? De groot-Russische ideoloog Vladimir Medinski, die nu namens Rusland onderhandelt met Oekraïne, wilde in 2012 bij zijn aantreden als minister van Cultuur niet langer kritische, sombere film financieren. Laat duizend bloemen bloeien, sneerde Medinski, en laat ons bepalen welke we water geven: optimistische films vol liefde voor moederland en familie.

Kijken we naar de Russische filmhits van 2021, dat kreeg hij zijn zin. De grootste blockbusters zijn fantasyfilms met Russische nestgeur: De laatste held en Het kleine bochelpaardje. Voorts scoren lichte komedies als Echtpaar uit de toekomst (koppel uit 2040 ontmoet hun jongere zelf in het heden), Familie en Vadertje, waarin een vader vanuit het hypermoderne, keurig aangeharkte Rusland van nu terugkijkt op zijn harde vader en jeugd in een jaren negentig van democratie en gangsterkapitalisme.

Maar Russische publieksfilms zijn hoe dan ook ongeschikt voor export. Onder een boycot lijden kritische filmmakers als Kirill Serebrennikov (Leto), veroordeeld in een absurde, politiek getinte verduiseringszaak. Andrej Zvjangintsev (Leviathan, Loveless), herstellende van ernstige Covid-19. Of talent Kantemir Balagov (Beanpole), zondag Rusland ontvlucht.

Hun films worden nu vaak gefinancierd door Russische oligarchen, vermoedelijk in ruggespraak met het Kremlin. Want patriottische film is één ding, maar Ruslands culturele prestige iets anders. In 2019 stak miljardair Roman Abramovitsj 100 miljoen dollar in filmfonds Kinoprime, dat Serebrennikovs koortsdroom Petrov’s Flu financierde, afgelopen jaar te zien in de hoofdselectie van Cannes.

Onder Poetin is Rusland een dictatuur, maar een gelaagde dictatuur, om in filmjargon te blijven. Kritische films kan je zien als vlag op een modderschuit die de indruk wekken dat Rusland een vrij en open debat kent. Maar zolang men ze maakt en vertoont is dat in zekere zin ook zo. En nu Rusland zich terugtrekt in een totalitaire egelstelling verdienen zulke fimmakers onze steun des te meer.

Coen van Zwol is filmrecensent.

Lees verder…….