Is een circulaire economie in 2030 haalbaar?

Duurzaamheid In 2016 stelde kabinet-Rutte III een ambitieus plan op: in 2050 moet Nederland over een circulaire economie beschikken. Daar lijkt in de praktijk nog weinig van terecht te komen. Drie vragen over de circulaire economie.
Het is de bedoeling dat Nederland in 2050 een circulaire economie heeft, waarin alles hergebruikt wordt.
Het is de bedoeling dat Nederland in 2050 een circulaire economie heeft, waarin alles hergebruikt wordt.

Foto Kees van de Veen

De doelstellingen in 2016 waren groot, maar zeven jaar later is er van de circulaire economie nog weinig terechtgekomen. Dat was de harde conclusie die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) donderdag trok, in de Integrale Circulaire Economie Rapportage die het op verzoek van het kabinet iedere twee jaar uitbrengt. Op dit tempo worden de ambitieuze circulaire doelstellingen die het kabinet maakte in samenspraak met bedrijven, kennisinstituten en milieuorganisaties verre van behaald.

Hoe zit het precies met de circulaire doelstellingen? En wat is de huidige stand van zaken? Drie vragen over dit onderwerp.

1 Wat zijn de doelen precies?

In 2050 moet Nederland over een circulaire economie beschikken, is de politieke ambitie die in 2016 werd uitgesproken door kabinet-Rutte III. Heel concreet is die doelstelling niet geworden, maar het kerndoel van een circulaire economie is het uitroeien van afvalstromen: alles wordt hergebruikt.

Als tussenstap heeft het kabinet zich in het ‘Rijksbrede programma Circulaire Economie’ voorgenomen om in 2030 nog maar de helft van de abiotische — niet levende — grondstoffen te gebruiken. Dat zijn mineralen, metalen en fossiele grondstoffen als aardgas en aardolie. Wegen die daartoe leiden zijn consumptiemindering, verlenging van de levensduur van producten door bijvoorbeeld meer reparatie en vervanging van eindige grondstoffen voor duurzaam geproduceerde grondstoffen als biogrondstoffen.

2 Hoe staat Nederland ervoor?

In 2020 verwerkten, verhandelden en consumeerden Nederlandse bedrijven volgens het PBL voor 359 miljard kilo aan grondstoffen. Slechts een kwart daarvan kwam uit Nederland, de rest moest worden geïmporteerd. Tussen 2018 en 2020 daalde het gebruik van grondstoffen met 7 procent. Op het eerste oog is dat niet verkeerd, maar volgens het PBL betreft het een incidentele afname die vooral te verklaren valt door kortstondig verminderd gebruik van fossiele brandstoffen. Dat komt weer doordat Nederlanders tijdens coronalockdowns minder het vliegtuig pakten en minder met de auto naar werk gingen. Het PBL verwacht dat het grondstoffengebruik na 2020 weer naar het oude niveau stijgt.

Met het oog op 2030 gaat het dus niet goed en heeft het er alle schijn van dat halvering van grondstoffen in 2030 niets meer dan een ambitieuze doelstelling was. Wie uitzoomt, ziet wel dat Nederland het in vergelijking met andere landen helemaal niet slecht doet. Vooral als recycleland behoort Nederland tot de Europese top. 78 procent van het in Nederland verwerkte afval wordt gerecycled en er wordt relatief weinig afval gestort.

De kanttekening daarbij is dat van „hoogwaardige recycling” weinig sprake is. Materiaalstromen worden nog nauwelijks goed van elkaar gescheiden, waardoor bijvoorbeeld plastic zich met andere stoffen vermengt. Resultaat van dat proces is een laagwaardige toepassing, zoals bermpaaltjes. „Maar daar hebben we er inmiddels ook wel genoeg van”, zegt Aldert Hanemaaijer, die als onderzoeker meeschreef aan het PBL-rapport. „Bij hoogwaardige recycling moet je streven naar een gelijkwaardige toepassing.”

3 Hoe kan het beter?

Zowel het PBL als Arnold Tukker, hoogleraar Industriële Ecologie aan Universiteit Leiden, wijzen naar de overheid. „Zonder beleid komt er van circulaire doelstelling niet zoveel terecht”, zegt Tukker.

Voorbeelden van „drang en dwang” waar het PBL op aanstuurt is een aantal verplichtende instrumenten die de overheid vooralsnog in de gereedschapskist heeft laten liggen. Het liefst ziet het PBL bijvoorbeeld dat producenten de verplichting krijgen om een minimumpercentage secundair (gerecycled) materiaal in nieuwe producten op te nemen. Hanemaaijer: „Je kunt dan zeggen: in 2030 willen we dat minimaal 10 procent van een nieuw gebouw uit een oud gebouw komt, en dat percentage mettertijd laten oplopen.”

Het PBL geeft als voorbeeld aan dat er ook een inputheffing kan komen op het gebruik van fossiele grondstoffen, zoals ruwe olie en ethyleen, voor plastics. Dat zou bedrijven stimuleren op zoek te gaan naar circulaire producten. Primaire grondstoffen zijn nu immers vaak nog goedkoper dan hergebruikte materialen.

Een belangrijk deel van de oplossing ligt ook bij productontwerp. De ecologische voetafdruk die producten achterlaten, zegt Tukker, wordt voor het grootste deel bepaald tijdens het ontwerp. Het verschilt voor recycling nogal of een plastic flesje bestaat uit achttien verschillende soorten plastic of uit twee. Een stuk elektronica is makkelijker te repareren als de onderdelen aan elkaar zitten met een klikverbinding in plaats van met lijm. Hanemaaijer: „Ook dat kan de overheid afdwingen. Je hebt hele ambitieuze doelen gesteld, die ga je niet halen zonder serieus beprijzen en normeren.”

Lees verder…….