In zijn nieuwste dansvoorstelling viert Bahoran de kracht van zijn Surinaamse voorouders

Vrijdag 26 januari, 15.00 uur

Ze waren druk, net. Pal na een late lunch van boterhammen met gebakken ei en een sigaretje op de stoep dansten en sprongen ze alweer door de verduisterde studio van IRC, voluit de Illusionary Rockaz Company, die in 2020 een thuis vond in Utrecht Leidsche Rijn, verscholen achter een tot kunstwerkplaats verbouwde boerderij.

Nu staan zes dansers verstrengeld in een kring, en vallen ze stil. Hun ademhaling wordt één. Ze nemen plaats op de vloer en gaan voor en achter en naast en tussen elkaar zitten, als één heuveltje mens. Choreograaf Shailesh Bahoran (1983) houdt zich schuil in een hoek van de studio en zet bij wijze van startsein de soundtrack van Creole aan, de nieuwe voorstelling van IRC waarvoor vaste componist Rik Ronner een zinderend stuk van zestig minuten maakte dat meteen naar elders transporteert. We horen een man vertellend zingen, een gamelan, een hoorn, een cello – en aldoor waait de wind.

Bahoran staat op, beweegt zijn handen een beetje mee en geeft korte aanwijzingen: „Soft… soft”, of „Sync! Sync!”, als de zes niet meer helemaal gelijk op gaan. Vanaf de vloer zijn ze als bloemblaadjes uiteengeweken om ruimte te laten aan een solist, en dan nog één. Chandenie Gobardhan, Marchano Sarijoen, Joley Groeizaam, Ser Sebico, Jentel Schiettekatte en Patrick Karijowidjojo hebben allemaal een markante, eigen stijl. Jentel is sereen, lieflijk; Marchano een sierlijke slang. Patrick trilt en schokt en lijkt door vreemde krachten bezeten, Ser lacht superieur en schudt zijn lange krullen, Joley tolt rond zijn as en Chandenie, die in haar woonplaats Londen haar eigen dansgroep heeft, springt uitdagend naar voren.

Maar niemand danst lang alleen. Dit is geen wedstrijd, geen demonstratie van individuele skills. Niemand kan lang buiten de moederschoot van de groep, waar je gedragen, ondersteund en aangemoedigd wordt. De kracht om een eenling te durven zijn vind je bij de ander.

Dit is wat Bahoran, geboren in het Surinaamse Nickerie als zoon van Hindoestaanse ouders, met deze zesde choreografie voor zijn eigen gezelschap hoopt te vertellen: de versmelting van culturen die zijn geboorteland kenmerkt kun je negatief interpreteren, als een brij van mensen zonder duidelijke identiteit, maar ook als iets moois. Binnen dat pluriforme geheel ziet hij hoe een nieuwe generatie juist een scherp eigen profiel ontwikkelt. ‘Creolisering’, zoals de wetenschappelijke term luidt, is ook een verrijking.

De zes dansers van Creole zijn hier elk de belichaming van. Net als Bahoran hebben ze een Surinaamse achtergrond en zijn ze in Nederland opgegroeid. Ze kennen en koesteren hun inheemse, Javaanse, Hindoestaanse, West-Afrikaanse, Jamaicaanse, Duitse, Venezolaanse roots. Waar vorige generaties gebukt gingen onder een deels verzwegen, collectief trauma van uitbuiting en ontheemding, kijkt deze generatie fier vooruit. Ze willen alles over vroeger weten, maar vieren vooral de kracht van hun voorouders. Allemaal hebben ze familie in Suriname, al zijn de meesten er niet meer dan een paar keer geweest.

Foto’s Bram Petraeus

Componist Rik Ronner (1982) bezocht het land vorige zomer voor het eerst, toen hij er met Bahoran en filmmaker Shueti twaalf dagen op werkbezoek was. „De Surinaamse cultuur in Nederland ken ik goed, en ik heb geschiedenis gestudeerd – maar toch schrok ik behoorlijk. Overal zie je Nederlandse sporen, in een land dat te maken heeft met absurde inflatie en grote armoede. Het verleden werkt nog heel duidelijk door, en niet in positieve zin.”

Het was óók een prachtige reis. Ze bezochten Bahorans geboortedorp, waar zijn ouders een huis hebben en waar iedereen zijn familie kent; ze vonden schitterende natuurgebieden waar de trailer voor Creole met lokaal ingehuurde dansers kon worden gedraaid. Ronner nam intussen geluiden op.

„Dat verliep heel organisch. Een voorbeeld: in het binnenland ontmoetten we Kenneth, die al veertig jaar een stukje land met fruitbomen onderhoudt, omringd door de jungle. Hij woont daar met zijn moeder, en zij zat in haar stoel de hele tijd te zingen; ik vond dat zo mooi dat ik haar vroeg of ik het mocht opnemen.

„Thuis heb ik die fragmenten opgeknipt en er een dancehall-achtig ritme mee gebouwd. Zo werd Kenneths moeder onderdeel van de voorstelling.”

Bahoran en Ronner zijn nu vijftien jaar bevriend en kwamen als tieners al op dezelfde feesten in de toen nog prille Nederlandse hiphop-scene; hiphop vormt nog altijd hun artistieke en ideologische fundament. Bahoran maakte internationaal naam als danser en is inmiddels ook een vermaard (gast-)choreograaf. In september vorig jaar won hij samen met poppenspeler Duda Paiva de Zwaan voor de meest indrukwekkende dansproductie voor het stuk Avatara.

Bahoran heeft onmiskenbare star-appeal – maar dat lijkt hem niet te interesseren. „Als we voor een auditie een open call aankondigen, krijg ik filmpjes uit de hele wereld”, vertelt hij. „Als je die dan naast elkaar legt, zie je de overeenkomsten – de technische vaardigheden staan op één.”

De zes dansers uit Creole, tussen de 24 en de 38 jaar oud, selecteerde hij ook op hun sterke persoonlijkheid. „Ik ga uitgebreid met mensen in gesprek. Academisch getrainde dansers kennen precies het stappenplan om een bepaalde emotie te bereiken; bij deze groep is dat een veel grilliger, verinnerlijkt proces.” Dat de repetitiedagen vaak in chaos beginnen deert hem niet. Hij wacht het rustig af en bereikt dan vanuit de „bubbel” van de groep alsnog zijn doelen voor de dag.

„Ik wil mensen met elk stuk iets meegeven”, zegt hij. „Iets nieuws, een bepaalde kwaliteit. Niet alleen voor op het podium, maar for life.”

„In de hiphopcultuur geldt het motto Each one teach one”, zegt Ronner. „Je hebt de plicht om wat je kunt ook aan anderen door te geven. Dat principe is een pijler voor ons.” IRC is nu een gesubsidieerd gezelschap, maar ook nog steeds een Crew, zoals het ooit begon: elke vrijdagavond is er in de studio een open training waar ook piepjonge beginnende dansers terechtkunnen.

Dinsdag 6 februari, 14.15 uur

„Sorry man”, zegt Bahoran tegen de NRC-fotograaf, „maar dit stukje moeten we echt even drillen”. Hij bedoelt: misschien ziet het er saai uit, steeds opnieuw dezelfde handgebaren in wat hij zelf een „simpel choreootje” noemt.

Het is niet saai. Het is spannend, fel – handen die pikken als snavels, blote voeten die snel over de vloer schuiven, de romp er schokkerig achteraan. Het gaat hier om de intentie; daarin moeten de dansers ‘in sync’ zijn. De muziek blijft even uit, die maken ze zelf: dúh-duh-duh-duh, dúh-duh-duh-duh. Ze stuwen elkaar op.

15.15 uur

In de pauze blijkt het fanatisme van korte duur: de energie lekt weg als uit een kapotte fietsband. De groep is al een week aan het kwakkelen. Er wordt geniest en gehoest. Jentel zal zo afdruipen, naar huis; Chandenie zit ineengedoken op een stoel met een mok thee en een dikke sjaal om.

Joley Groeizaam – danser, ontwerper en fotomodel, met plannen om naar Japan te verhuizen – is als enige niet te stuiten. „Hij doet het! YESS!”, juicht hij tegen het koffieapparaat. Hij schatert om TikTok-filmpjes terwijl hij pasta en rijstwafels naar binnen werkt en ontsteekt dan in een tirade over die dure ‘Apple-shit’, van die VR-brillen waarmee mensen dan zó – hij waggelt heen en weer als een zombie – over straat lopen. Dat is toch niks?

„Ik begrijp je verhaal niet”, zegt Chandenie vermoeid.

„Nou. Je hebt dus van die bríllen…”

„Ik wil het niet horen”, zegt ze, met de zweem van een glimlach. Ze wil zo met een mondkapje op meedoen met de doorloop, om niemand te besmetten met iets waarvan ze alleen weet dat het geen corona is. Ze heeft zichzelf drie keer getest.

Hij krijgt hier geen stress van, zegt Bahoran, terwijl iemand twee flesjes sap van de supermarkt om de hoek voor zijn neus zet. Wat kun je eraan doen? De montage vorige week in het Zaantheater in Zaandam was zacht gezegd „pittig”: de ene na de andere danser viel uit. Toen er nog maar drie man op het podium stond en hij zelf ook nog werd geveld door „iets van voedselvergiftiging” besloten ze om voortijdig op te breken. Maar: het lichtplan was af. Dus het was niet voor niets. Voor de zekerheid zal hij nu zelf de rol van Jentel instuderen, als invaller.

Foto’s Bram Petraeus

16.15 uur

„Als ik er zo meteen ín zit, wil ik waarschijnlijk alleen maar gassen, snel snel”, zegt Bahoran voordat hij Jentels plaats in het begintableau inneemt. „Maar dan moeten jullie me eraan herinneren: nee, Shai heeft gezegd…” Hij wijst naar voren, naar zichzelf als choreograaf. Zijn dansend alter ego zal zo voor even de boel overnemen. „You direct me as a dancer”, zegt hij tegen de groep.

Het gaat goed. De muziek staat lekker hard en iedereen lijkt zekerder van zijn zaak, in beweging en emotie. De paar keer dat Bahoran zich vergist, wordt hij met zachte hand teruggeduwd in zijn eigen creatie. Chandenie danst alles, ook haar solo. Als ze na afloop uitgeteld op de grond zakt, krijgt ze high fives en een handkus. Respect.

Shailesh-de-choreograaf heeft wel weer opmerkingen, natuurlijk. „Als je naast iemand staat, raak diegene dan even aan. Zoek altijd connectie.” En: het onderscheid tussen groep en solist moet helder zijn. Dus gaat een solist voor groot, dan houdt de groep zich even in. „Niet rood op rood kleuren.”

Zaterdag 10 februari: try-out in CC Amstel, Amsterdam

Ze staan er alle zes; ook Jentel is herrezen. Ze dragen zwarte pakken met openvallende jasjes. Zes loshangende lampen zijn als een zevende personage, ze zweven en flikkeren met stroomschokjes aan en uit.

Creole is een vloeiend verhaal geworden, een emotionele achtbaan waarbij de handen het hoogste woord voeren, luister dan! En dan weer: melancholie, troost, berusting. Samen strijden, samen rusten.

Het publiek, dat zich muisstil heeft laten meevoeren, staat zodra de muziek is verstomd als één man op. De dansers buigen samen, met een grote, verlegen glimlach. Joley maakt een hartje met zijn handen. Ser geeft Patrick een snelle kus op zijn bezwete kop.

Voorstelling geslaagd.

Dat is één.