In een afdaling gaat het voor wielrenners om durf en techniek

Tour de France De Sloveense wielrenner Matej Mohoric bezit de twee belangrijkste eigenschappen van een goede daler: durf en techniek. Lang niet iedere renner in het peloton kijkt uit naar de lange afdalingen in bergetappes in de Tour.

Renners dalen met grote snelheid af van de Col du Galibier, tijdens de twaalfde etappe van de Tour.
Renners dalen met grote snelheid af van de Col du Galibier, tijdens de twaalfde etappe van de Tour.

Foto Daniel Cole/AP

Zijn blik is maar op één punt gericht, niets gaat hem afleiden op de lange weg naar beneden. Het liefst kijkt de Sloveense renner Matej Mohoric zo ver mogelijk voor zich uit. Dan weet hij wat de ideale lijn moet zijn, als hij bovenaan de steile Galibier of de Col de la Croix de Fer staat. Zijn techniek laat hem in de bochten die volgen niet in de steek, daar vertrouwt hij blindelings op. Hoe lastiger de afdaling, hoe leuker hij het vindt. Hij is überhaupt niet bang voor wat er komen gaat, misschien is dat nog wel belangrijker.

Vraag je in het wielerpeloton naar wie de beste dalers zijn, dan valt zijn naam vaak. Matej Mohoric is een meesterdaler. De renner die achter hem zit in een afdaling tijdens een van de bergritten deze Tour de France, houdt met moeite zijn wiel. Hij kan op de weg naar beneden tijd goedmaken, of als hij mee is in een kopgroep, besluiten om juist dan te demarreren. Iets wat hij in de etappes door de Pyreneeën die er nog aankomen, zeker wil proberen.

Het begint bij de limiet, zegt Mohoric tijdens de tweede rustdag in de Tour de France. Als kind zoekt hij die op zijn fiets al graag op. Het geeft hem een kick. Bij valpartijen bergaf breekt hij een keer zijn schouderblad, een andere keer is zijn pols kapot. „Ik moest kijken hoe ver ik kon gaan in de bochten”, zegt Mohoric. Het risico is voor hem geen reden om harder in zijn remmen te knijpen.

Een flinke val in een afdaling kan je als renner ook aan het denken zetten, weet de Nederlandse renner Taco van der Hoorn. Als hij tijdens een training door toedoen van een auto hard onderuit gaat, zit hij de maanden daarna anders op een fiets. Hij gaat nadenken. Moet hij nog wel zo hard naar beneden willen? „Nu ben ik dat gevoel wel weer kwijt. Maar dat heeft me wel even parten gespeeld”, zegt Van der Hoorn.

Geen vertrouwen

Zodra je geen vertrouwen meer hebt bij het dalen, wordt het een groot probleem. Van der Hoorn ziet het deze Tour de France in het peloton onder meer terug in de techniek waarmee sommige renners door de bochten gaan. „Een paar jongens van Total Energies zakten er tijdens een van de eerste afdalingen volledig doorheen. Die gingen vierkant de bocht door”, zegt hij. In plaats van de soepele lijn van de bocht te volgen, maken zij twee keer een hoek van bijna negentig graden met hun stuur. Ze verliezen volledig hun vaart.

Bij het Franse team Total Energies rijdt onder meer de Franse klimmer Pierre Latour. In een interview met sportkrant L’Équipe was hij begin dit jaar open over zijn daalangst. Op de weg naar boven behoort Latour tot de besten in het peloton, maar al tijdens de klim denkt hij alleen maar aan wat komen gaat. Zeker als het regent en de weg nat wordt, neemt de stress in zijn lijf toe, vertelde hij. Zijn lijf voelt dan verlamd, het wil niet meer naar beneden.

Het is het gevolg van een harde val in de UAE Tour drie jaar geleden, waarbij Latour door een gat in de weg beide armen brak. Zijn ploeggenoten proberen hem nu te helpen bij het afdalen. Ze verzamelen zich om hem heen, sluiten hem in. „Als er een andere renner op hoge snelheid voorbij komt, dan geeft mij dat alleen maar meer druk”, aldus Latour.

Je moet tijdens het dalen een zijn met de fiets, zegt Mohoric. Het stuur is in een afdaling het verlengde van zijn armen, hij heeft de volledige controle over het materiaal. Hij bepaalt de lijn, zijn fiets volgt.

Dropper post

Tijdens de voorjaarsklassieker Milaan-Sanremo bevestigde hij dit jaar zijn status van meesterdaler in het peloton. Na de Poggio, de laatste klim in die koers, versnelde hij in de afdaling zo dat niemand hem kon volgen. Hij had daarbij hulp gekregen van een zogeheten dropper post, bleek na afloop van de wedstrijd. Met een druk op een knop op het stuur had hij zijn zadel verlaagd; dat maakte hem aerodynamischer.

De dropper post, die in het mountainbiken al langer wordt gebruikt, is tijdens deze Tour de France nog geen gemeengoed in het peloton. Het apparaatje brengt een paar extra gram gewicht met zich mee, en dat kunnen met name klimmers juist niet gebruiken. Maar de set is ook niet op iedere racefiets te monteren. De fiets waarop Mohoric Milaan-Sanremo won, was alleen voor die koers ontwikkeld.

Zelf was Mohoric al op weg naar de Italiaanse badplaats ervan overtuigd dat het systeem hem zou gaan helpen. Tegen het Belgische dagblad De Morgen vertelt hij na afloop dat hij een voor een langs zijn belangrijkste concurrenten was gereden. „Ik zong het deuntje van James Bond. Ik liet hun mijn dropper post zien en zei dat ze me maar niet moesten volgen in de afdaling straks. Alleen op eigen risico”, aldus Mohoric.

Maar niet alleen de dropper post helpt hem. Bij een paar van de bochten richting Sanremo zullen veel televisiekijkers hun adem hebben ingehouden. De Sloveen haalt ze maar net, hij fietst letterlijk op het randje. „Ik wist dat het kon met het apparaat, én als ik all in ging”, zegt Mohoric nu in de Tour.

Tijdens een afdaling wordt het peloton, of wat daarvan over is tijdens een bergrit, vaak een langgerekt lint. De meeste renners volgen het wiel en de lijn van de fiets voor hen. Sommige renners laten juist een gat vallen. De Nederlander Dylan van Baarle daalt liever alleen dan in een groep, zegt hij. „De kans dat iemand voor je een fout maakt, is zo groot. Als die renner een bocht verkeerd inschat, moet jij corrigeren. En dan ook nog hopen dat degene achter je ook goed genoeg oplet.”

Het afdalen is sowieso niet iets waar Van Baarle naar uitkijkt, zegt hij voor de tiende Tour-etappe, die begint in bergdorp Morzine. Ook al kan hij goed overweg met zijn fiets, het moet steeds extremer, steeds harder ook. „Vaak zie je achteraf pas op de beelden hoe gevaarlijk het was”, zegt Van Baarle. Een etappe als op dinsdag, die met een afdaling begint, zou wat hem betreft verboden moeten worden. „Iedereen die weg wil komen uit het peloton, gaat heel veel risico nemen.”

Het kleine computertje op het stuur, dat de data van de renners verzamelt, wordt inmiddels ook ingezet tijdens het dalen. „Veel renners gebruiken het nu om een bocht die ze niet goed kunnen overzien, in te schatten”, zegt Taco van der Hoorn. De navigatie verklapt de hoek die de weg maakt. „Maar ook dat heeft nadelen”, zegt Van der Hoorn. „Als iemand voor je de bocht niet goed doorkomt, heb je kans dat je dat mist, omdat je op je computertje zit te kijken.”

Daalcoach

Toch blijven vooral techniek en durf bepalend voor de manier waarop renners hun weg naar beneden vinden. „Die techniek bezit je, of niet”, zegt de Nederlandse sprinter Danny van Poppel. „Het is zeker niet zo dat die van de renners vooraan in een bergetappe het beste is.” Op televisie mogen dan vooral de klimmers in beeld komen tijdens een afdaling, volgens Van Poppel zitten de beste dalers achterin het peloton. De sprinters bijvoorbeeld, die ook tijdens een massasprint moeten vertrouwen op hun stuurkunst. „Een afdaling is voor ons een mogelijkheid om tijd goed te maken”, zegt hij. „Maar wij komen dan eigenlijk nooit in beeld.”

Om renners meer zekerheid op hun route naar beneden mee te geven, werken teams en individuele renners samen met een daalcoach. Onder meer de Fransman Thibaut Pinot, die te boek staat als een van de minste dalers in het peloton, huurde de Spaanse mountainbiker Oscar Saiz in. Bij de Belgische ploeg van Van der Hoorn is zo’n specialistische coach nog niet gebruikelijk. Maar hij heeft via collega-renners wel wat tips van daalcoaches doorgekregen. „Hij vertelt je dat je niet te vroeg moet insturen, dat je vooral je gewicht op je laagste pedaal moet zetten en hoe je de druk op je racefiets moet verdelen.”

Ook Mohoric probeert zijn minder begaafde teamgenoten te helpen bij het dalen. „Maar eigenlijk kan ik weinig zeggen. Het begint bij vertrouwen en durf. En dat moeten ze zelf opbouwen.”

Lees verder…….