Huilen om ouderdom en lachen om een natte gulp: deze ‘Rosenkavalier’ biedt bijna alles

Recensie Een geslaagde productie van Strauss’ opera Der Rosenkavalier moet aan vele eisen voldoen. De voorstelling die nu te zien is bij de Muntopera in Brussel vinkt veel van die wensen af – orkestraal zelfs alle.

Slotscène uit Der Rosenkavalier door de Kon. Muntopera Brussel.
Slotscène uit Der Rosenkavalier door de Kon. Muntopera Brussel.

Foto Simon Van Rompay

Een onbezorgde lach, een zoute traan en dat soms tegelijk – het zijn nogal wat eisen waaraan een geslaagde productie van Richard Strauss’ opera Der Rosenkavalier (1911) moet voldoen. Spoiler: de nieuwe voorstelling die nu te zien is bij de Koninklijke Muntopera in Brussel vinkt heel veel van die wensen af – orkestraal zelfs alle.

Der Rosenkavalier is zedenkomedie en vergankelijkheidsnovelle inéén – met als vaders aan die schommelige wieg de genieën van librettist Hugo von Hofmannsthal en componist Strauss. Kort: een in het huwelijk onvervulde, aan vergankelijkheidsmelancholie lijdende maarschalksvrouw (Marschallin) vindt troost in de armen van de 17-jarige graaf Octavian. Ze worden tijdens hun herdersuurtje gestoord door haar verarmde proleetneef Baron Ochs, die kond doet van oneerzame trouwplannen met Sophie (14 lentes, rijke vader). Octavian mag hun ‘rozenruiter’ zijn, de voorname aankondiger van de verloving. Bij de traditionele overdracht van de roos ontbrandt tussen hem en Sophie ware liefde, waarop de vunze Ochs eerst nog in een hilarische maskerade moet worden afgepoeierd voor het finale liefdesduet (‘Ist ein Traum’) kan opbloeien.

Sneeuw van vorig jaar

Van Damiano Michieletto, een van de gezochtste regisseurs van dit moment, vraag je je af hoe hij erin slaagt zoveel producties zo vernuftig en geslaagd vorm te geven. Het voert te ver om te zeggen dat Der Rosenkavalier een voltreffer is, al is de eerste akte dat zonder reserve. De vijfde bal sneeft doordat Michieletto excelleert in surrealistische humor, maar iets minder sterk is in volkse gein. Waar Strauss en Hofmannsthal goud spinnen van het contrast tussen elegantie en onderbroekenlol verlang je soms naar minder esthetische abstractie, meer vieze chaos. Maar dat is maar een klein smetje op een geweldige voorstelling.

„De tijd is een zonderling fenomeen”, zingt de Marschallin, en „waar is de sneeuw van vorig jaar?”. Michieletto speelt met die beleving van de tijd door de Marschallin te tonen op meer niveaus (drie speelvlakken achter elkaar: een Droste-effect), in verschillende levensfases. Achter de overspelige middelbare vrouw zien we de teleurstelling van de pasgehuwde, de hoop van het jonge meisje, de berusting van de oude vrouw. Het effect is soms ronduit ontroerend – ware het niet dat Michieletto je natte wang meteen weer ruw afdroogt met absurdisme. Een continu aanwezige, boze dwerg die met raven smijt is maar één van vele voorbeelden. Prachtig is ook het sneeuwwitte decor van Paolo Fontin, waarin ballonnen opstijgen en sneeuwvlokjes dwarrelen. Vergankelijkheid is overal. Voor wie het dan nog niet snapt, wordt een legertje tikkende klokken opgesteld.

Drie grote vrouwenrollen

Orkestraal is de voorstelling een droom. Van Weense zwier, melancholieke strijkers en hitsig kaatsend koper tot vlijmscherpe interactie tussen bak en bühne en snel schakelen tussen stemmingen: chef-dirigent van de Muntopera Alain Altinoglu (47) is inmiddels veel groter dan zijn bescheiden naam en faam. Het wordt interessant te zien waar hij landt na Brussel, waar zijn chef-schap loopt tot en met 2025.

Bas Matthew Rose is een lekker morsige Baron Ochs, met een natte gulp van de te gulzig gelurkte melk. De drie grote vrouwenrollen die elke Rosenkavalier maken of breken, waren bij de première (er is een tweede cast) eveneens uitstekend bezet. Sopraan Sally Matthews is een rijke Marschallin: dragend, elegant, kwetsbaar. Mezzo Michèle Losier is merkbaar ervaren in de broekenrol van Octavian: als je door je wimpers kijkt, geloof je echt dat daar een opgroeiende jongen staat, de gebaren nog nèt onzeker. Beider stemmen passen en kleuren goed bij het fraaie geluid van Ilse Eerens, hooguit is haar geluid iets rijp voor de jonge Sophie.

Na hun prachtig terzet (‘So schnell hat sie ihn gar so lieb’) laat de dwerg met een doodeng giecheltje zijn witte ballon op. Wacht maar af: alles is vluchtig, ook de liefde.

Lees verder…….