Expositie Documenta is warme bubbel collectiviteit, maar er mist iets

Wereldkunst # 30 Op de Documenta in Kassel heerst een prettig gevoel van gezamenlijkheid. De expositie is kritisch, actueel en sociaal betrokken. Wat perfect past bij de beloofde breuk met het romantische individualisme. Maar de machtsvraag wordt vermeden.

Het Haïtiaanse collectief Atis Rezistans maakt zich los van de goede smaak en maakt een bevrijdende indruk in de St. Kunigundis-kerk in Kassel.
Het Haïtiaanse collectief Atis Rezistans maakt zich los van de goede smaak en maakt een bevrijdende indruk in de St. Kunigundis-kerk in Kassel.

Foto Frank Sperling

En ondertussen barstte op de Documenta in Kassel de hel los… Verwijten van antisemitisme vlogen in het rond. De term ‘nazipropaganda’ viel. Lange, zeer Duitse polemieken in de kranten – en boze Duitse politici die over elkaar heen buitelden om de Documenta-organisatie de mantel uit te vegen over hun politieke visie. De curatoren, het Indonesische collectief ruangrupa, hadden van te voren weliswaar verkondigd dat ze zich met hun tentoonstelling op een andere, nieuwe manier wilden verhouden tot kunst en maatschappij, collectiever, met meer aandacht voor het proces, maar dit was nu ook weer niet de bedoeling. Aan de andere kant: was zoveel opwinding dan geen maatschappelijke interactie? Maar de curatoren bleven verrassend stil. Ze gaven een statement af en zwegen – wat vreemd voelde, voor een tentoonstelling die midden in de maatschappij wil staan.

De kiem voor de onrust was maanden eerder al gelegd, toen duidelijk werd dat ruangrupa zowel het collectief The Question of Funding had uitgenodigd (met Palestijnse sympathieën) als het Palestijnse Khalil Sakakini Cultural Center. Was Documenta anti-Israël? De daaropvolgende discussie werd nog tot smeulen gebracht, maar laaide weer op toen tijdens de opening op het Kasselse Friedrichsplatz, het hart van de Documenta, de enorme (12 x 7 meter) schildering People’s Justice (2002) van het Indonesische kunstenaarscollectief Taring Padi werd onthuld. Dit doek, een herinnering aan de slachtoffers van het Soeharto-regime, was weliswaar al twintig jaar lang op verschillende plaatsen tentoongesteld, maar nu, in Duitsland, werden er twee figuren op gesignaleerd die het hart van de Duitse historische gevoeligheid raakten: een man met een varkens-neus en het woord ‘mossad’ op zijn helm en een man met een bolhoed, peies-krullen en puntige tanden. Dat waren klassieke discriminerende stereotypes, zeker de laatste, maar daar stond weer tegenover dat de Mossad-man mee-rent in een pelotonnetje geheimagenten met helmen waar KGB, MI5 en 007 op staat, en dat de man met de pijpenkrullen zich in een groepje bevindt met onder anderen een (Indonesische?) rode baret met een varkenskop, en een witte man die wordt verbeeld als een overdadig consumerende, windenlatende baby. Niet heel smaakvol misschien, zeker niet naar Duitse maatstaven, maar de context van satire en overdrijving was ook wel weer zo duidelijk dat enige relativering op zijn plaats leek. Zo niet in Duitsland.

Ineens merk je weer hoe aangenaam het is als kunst toeschouwers verbindt

Warm bad

Bondspresident Frank Walter Steinmeier stelde tijdens zijn Documenta-openingsrede dat „de erkenning van de staat Israël de basis voor het debat moest blijven”. Kunstenaar Hito Steyerl, altijd gretig om aan de goede kant van de geschiedenis te staan, trok haar werk terug en Documenta-Generaldirektorin Sabine Schormann nam ontslag. Toen ik op de krant aankondigde eind juli naar Kassel ter gaan, mailde een bezorgde collega dat ze benieuwd was of de Documenta tegen die tijd nog wel open zou zijn.

Museum Fridericianum in Kassel. Foto Maurice Boyer

Maar dat bleek mee te vallen.

Sterker nog: de sfeer op en rond het Friedrichsplatz is een warm bad. Het is er rommelig, maar er heerst een prettig gevoel van gezamenlijkheid, geheel in de geest van de lumbung, de rijstschuur die ruangrupa tot Documenta-thema had uitgeroepen. Het Fridericianum, het statige, klassieke museum op het pleinhart, is overgenomen door collectieven. Groep Gudskul heeft een projectruimte ingericht waar je kunt knutselen, naaien en waar videospelletjes worden gespeeld, het RomaMoMA vraagt aandacht voor de achtergestelde positie van Roma-kunstenaars (met onder andere fantastische wandkleden van Venetië-Biënnale-hit Malgorzata Mirga-Tas) en het Tunesische collectief El Warcha heeft een zaal volgestouwd met zeer aanstekelijk knutsel-design van stoelen en banken, bij elkaar gehouden door tie-wraps.

Er is op de Documenta veel aandacht voor problemen en misstanden, variërend van de terreur tegen de Koerden, milieuvervuiling in Colombia, vrouwelijke duikers in Zuid-Korea, en de achtergestelde positie van vrouwen in Syrië. De tentoonstelling is kritisch, actueel en sociaal betrokken, wat perfect past bij de breuk met het romantische individualisme dat ruangrupa had aangekondigd.

En zowaar: die breuk blijkt voor de witte westerse toeschouwer verrassend goed te harden. Ineens merk je weer hoe aangenaam het is als kunst toeschouwers verbindt – en aandacht voor hen die niet worden gezien, wie is daar nou op tegen? Bovendien levert de collectieve methode nog steeds gewoon kunstwerken op – wat maakte het dan uit dat ze niet door een individu maar door een groep worden gemaakt?

Deze Documenta heeft wel iets van een enorme hippie-commune, weliswaar met minder haar en minder loze slogans, maar mét een Aboriginal-ambassade en vegetarische Bratwurst. Hier werd de verbinding waar de wereld zo’n behoefte aan heeft, niet gepreekt, maar in de praktijk gebracht.

Toch?

Uitgefilterd

Maar langzaam sijpelde er ook een verraderlijke kant van die warme collectiviteit door – noem het escapisme. Na een paar uur Kassel drong het tot me door dat de politieke en maatschappelijke onderwerpen die in de Documenta aan de orde komen allemaal voldoen aan behoorlijk nauwkeurig uitgefilterde criteria. Of het zijn algemene, in de kunstwereld goed-liggende thema’s als meer aandacht voor transgenders of voor kleinschalige boeren. Óf het gaat over specifieke misstanden in niet-westerse landen. Dat laatste is goed, het is nuttig, maar voor de westerse toeschouwers is het ook enorm veilig en elitair: kijk ze er weer een zootje van maken in Colombia, Syrië, Kenia. Terwijl we dagelijks kunnen constateren dat er ook op het westen bést wat aan te merken is – op de houding in het Israël-Palestijnen-conflict bijvoorbeeld, onze omgang met het klimaat, het steeds agressiever wordende extremisme, waar Documenta zelf mee werd geconfronteerd toen vandalen anti-Palestijnse leuzen op een van de locaties hadden gekalkt. En waarom is de oorlog in Oekraïne eigenlijk zo afwezig?

Maar daar gaat het niet over – ongemak, echte confrontatie, zelfreflectie biedt de Documenta de westerse toeschouwer maar in zeer beperkte mate – waarmee deze alternatieve expositie ineens verrassend veel op de establishment-bubbel van Art Basel lijkt. Of, anders gezegd: als community, als levensstijl, is deze Documenta prettig, maar de ontregelende kracht van kunst wordt hier wel erg veel opgeofferd aan de common sense van de kunstwereld – waarom durfde de organisatie de Taring Padi-discussie niet te omarmen? Is dat niet juist waar zulke sociale kunst uiteindelijk toe zou moeten leiden?

Aan de andere kant van het spectrum valt op dat er op deze Documenta geen enkel ‘meesterwerk’ is te bekennen, een werk dat na-knettert en nazindert en beklijft – zoals, ik doe maar een gooi, Pierre Huyghes Untilled (2012, met de rozepotige hond) twee Documenta’s geleden. De enige uitzondering daarop is misschien de tentoonstelling van het Haïtiaanse collectief Atis Rezistans in de St. Kunigundis-kerk, door de ongemakkelijke botsing die ze presenteren van macabere, voodoo-achtige beelden met uitgeteerde schedels (waaronder een Maria met kind) en een voormalige christelijke kerk.

Dit werk maakt indruk omdat het zich nadrukkelijk losmaakt van de ‘goede smaak’ – doordat het confronterend is, grof, anders, en het ongemak van de harde botsing tussen twee culturen eindelijk niet wordt gesmoord, maar juist bij de toeschouwer wordt achtergelaten: los het zelf maar op, lijkt deze kunstenaarsgroep te zeggen. Het voelt bevrijdend.

Unieke ervaring

Maar daarna dacht ik ook: misschien vragen we soms ook wel te veel van kunst.

Want hoe je het ook wendt of keert: de energie op deze Documenta, de sfeer van vrijheid, van nieuwe mogelijkheden die ruangrupa heeft gecreëerd, is een unieke ervaring. En serieuze winst voor de kunst.

Hoe véél winst, werd me duidelijk toen ik vorige week de Berlijn Biënnale bezocht en ik met een tijdscapsule werd teruggeschoten naar tijden van conceptuele betweterige beeldenarmoe: vooral op de locatie KW, in hartje Berlijn, staat de Biënnale vol met belerende, visueel-arme installaties, waardoor het voelde of alle energie uit me werd gezogen. Gelukkig werd het op de andere locaties beter en legt de Berlijn Biënnale af en toe zelfs een mechanisme bloot dat bij de Documenta nadrukkelijk ontbreekt: het feit dat er bij dit soort geëngageerde, maatschappij-betrokken kunst altijd een olifant in de kamer is – de factor macht. Niet zozeer de macht van politici, bedrijven en financiers, maar vooral van tentoonstellingsmakers en kunstenaars.


Lees ook: Wat maakt deze Documenta zo anders, zo revolutionair?

Niet voor niets was de video Silence of Sheep (2010) van de Egyptische kunstenares Amal Kenawy op de Berlijn Biënnale een van de beste werken die ik de afgelopen weken zag. De korte film is een weerslag van een performance die Kenawy hield op 14 december 2009, en waarbij ze een groep van twintig mannen en vrouwen als schapen over de straten van het centrum van Caïro liet kruipen. Dat is een confronterend gezicht: je voelt en ziet het fysieke ongemak van de kruipers, beseft de symbolische complexiteit van het inzetten van mensen als schapen (zeker in Egypte), je vraagt je af of de kunstenaar dit wel van mensen mag vragen en of ze alleen arme mensen heeft kunnen krijgen om zich tegen betaling te laten ‘vernederen’ – wat ook precies de kern is van de felle straatdiscussies die het tweede deel van de film vormen.

Kenawy’s film deed me beseffen hoe weinig macht als concreet onderwerp bij dit soort tentoonstellingen aan de orde wordt gesteld, hoe weinig zelfreflectie er in de kunstwereld nog steeds is – ongetwijfeld omdat deze macht zo ongemakkelijk is, omdat iedereen ermee worstelt, inclusief de ruangrupa’s die hun hippie-achtige gezamenlijkheid ook alleen maar hebben kunnen scheppen bij de gratie van 40 miljoen euro Duits belastinggeld.

De volgende stap, de moeilijkste, blijft daarom nog even aan de horizon: deze Documenta mag dan zeker een doorbraak zijn, je hoopt ook dat belangrijke tentoonstellingen als deze in de toekomst meer eigen tegenspraak toelaten, dat ze laten zien dat we ook, juist, het beste af zijn als we zijn verenigd in onenigheid. Verbondenheid in verscheidenheid, dat lijkt me een mooi streven.

Lees verder…….