De wijkzorg kan het niet meer aan: wil de familie helpen bij de verzorging?

Reportage

Het Zorginfarct Door tijdsdruk kan de wijkzorg alleen nog hoognodige zorg geven. En dat terwijl het aantal mensen dat zorg nodig heeft alleen maar toeneemt. De verpleegkundigen hebben geleerd: nooit naar cliënten toe uitstralen dat je haast hebt. „Maar we hebben altijd haast.”

Wijkverpleegkundige Emma Bloemendaal aan het werk bij Elly Westendorp: „Vroeger was het zo: wil je zorg, dan krijg je dat. Nu moeten we vaker ‘nee’ verkopen.”
Wijkverpleegkundige Emma Bloemendaal aan het werk bij Elly Westendorp: „Vroeger was het zo: wil je zorg, dan krijg je dat. Nu moeten we vaker ‘nee’ verkopen.”

Elly Westendorp (76) uit Breda hijst haar voet in een stalen frame en schuift hem richting de gele bollen aan de onderkant. In één beweging trekt ze het frame omhoog – en daarmee ook de steunkous die over de gele bollen is gehaakt. Met behulp van een soort plastic puntzak bevestigd aan een groot elastiek trekt ze er ook nog dikke sokken overheen. „Zo, de dag kan beginnen.”

Bukken kan Westendorp niet meer. Dankzij de ‘aantrekhulp’ kan ze wél nog haar eigen steunkousen aan- en uittrekken. En dat scheelt de wijkverpleging weer twee bezoekjes per dag aan Westendorp.

Hulpmiddelen gebruiken (al dan niet technologisch) en alleen de hoognodige bezoeken aan cliënten brengen: zo ziet de toekomst van de wijkverpleging eruit. Want elke minuut minder bij de ene cliënt betekent meer tijd om een ander te helpen, zegt wijkverpleegkundige Emma Bloemendaal (28). Met het nijpende personeelstekort zijn er simpelweg te weinig zorgverleners om te voldoen aan de toenemende vraag naar wijkverpleging. In de verpleging, verzorging en thuiszorg is een tekort van ruim zestigduizend medewerkers.

Bloemendaal werkt bij thuiszorgorganisatie Thebe, die in 23 gemeenten in het westen en midden van Noord-Brabant wijk- en woonzorg biedt. Voor de wijkverpleging heeft de organisatie 127 vacatures openstaan. Het team van Bloemendaal redt het nog wel, zegt ze, „maar er moeten niet opeens veel cliënten bijkomen. We hebben een balans tussen in- en uitstroom nodig.” Terwijl er intussen wel meer mensen aankloppen: Nederland vergrijst, naar verwachting zijn er in 2040 ruim 2,6 miljoen 75-plussers. In 2018 waren dat er nog 1,4 miljoen. Van de mensen van 75 jaar en ouder heeft de helft twee of meer chronische ziekten.

Thebe stuurde alle cliënten in de wijkverpleging en hun familieleden eerder dit jaar een brief met de vraag of familieleden konden bijspringen, schreef het AD. In de brief werd gevraagd om hulp bij het douchen en aankleden. De Amsterdamse zorgorganisatie Amsta stuurde een vergelijkbare brief.

Wijkverpleegkundige Sharmila Sahai op bezoek bij een cliënt.

Foto John van Hamond

Een woordvoerder van belangenvereniging MantelzorgNL zegt dat steeds vaker een beroep wordt gedaan op mantelzorgers. Tijdens corona werd de reguliere zorg afgeschaald om te kunnen voldoen aan acute zorg en moesten familie en naasten bijspringen. „Dat is nog steeds niet terug op het oude niveau.”

Mensen die voorheen vier keer in de week verzorgd werden, worden dat nu bijvoorbeeld maar twee keer per week. Niet alle mantelzorgers kunnen de extra taken blijven doen. „Het is goed om de familie te laten weten wanneer het rooster niet rondkomt, maar kijk goed aan wie je wat vraagt. Een partner op hogere leeftijd of iemand met een drukke baan en jonge kinderen kán die extra taken er misschien helemaal niet bij nemen.” MantelzorgNL pleit voor meer „samenspel” tussen professionals en familie.

Bij Thebe in Breda staan de cliënten inmiddels voor de deur. Een paar weken geleden belde een meneer op een scootmobiel aan. Hij kreeg zijn steunkousen niet meer zelf aan, of hij daar voortaan hulp bij kon krijgen. Wijkverpleegkundige Emma Bloemendaal: „Stond-ie daar met z’n scootmobiel in de gang. Die stuur je dan niet weg.” De wijkverpleging is kortdurend voor hem ingezet, „totdat hij zelfredzaam was”.

Vijf minuten minder ingepland

Deze dinsdag in november verzorgt Bloemendaal wondjes op het been van Elly Westendorp. Bij aankomst zit Westendorp al klaar in haar sta-op-stoel. Been omhoog, broekspijp opgerold en een gaasje op de plek van de wondjes. „Ik weet hoe druk ze het hebben, dus ik probeer zo veel mogelijk klaar te leggen.”

Dat scheelt inderdaad, zegt Bloemendaal: daardoor is voor Westendorp vijf minuten minder ingepland. Vindt Westendorp dat niet jammer? „Het is gezelliger als ze er is, zo eenvoudig is het. Maar ik ben realistisch en weet dat ze de tijd hard nodig hebben.” Dat is de juiste instelling, knikt Bloemendaal, terwijl ze de schaar ontsmet om een verbandje te knippen.

Al moest Westendorp twee weken terug toch eenmalig om wat extra tijd vragen, voor een goed gesprek. Ze was gevallen, in huis, waar ze alleen was. Dochter nam niet op, zoon nam niet op, buurvrouw nam niet op. „Ik voelde me heel alleen.” Ze deed er drie kwartier over om zelf op te staan, ondertussen zag ze haar knie opzwellen. „De wondjes waren aan het helen, nu zijn ze weer opengegaan door de druk op mijn been.”

Het was beangstigend. Westendorp: „Toen heb ik gezegd: Emma, ik wil weg.” Naar een verpleeghuis, bedoelt ze. Westendorp komt daar zelf niet voor in aanmerking, omdat ze dankzij de hulpmiddelen voor thuis ‘te zelfstandig’ is. „Ik heb een trits aan mankementen”, ze houdt haar handen ver uit elkaar, „maar door mijn sliplift en aantrekhulp kan ik mezelf nog aankleden. Het is een zegen en een vloek.” Doordat haar man vijf maanden geleden naar het verpleeghuis is gegaan, kan Westendorp daar toch ook terecht. „Ik mag met hem meeliften.”

De nieuwe, doelmatige aanpak levert soms lastige gesprekken op, zegt Bloemendaal. „Vroeger was het zo: wil je zorg, dan krijg je dat. Nu moeten we vaker ‘nee’ verkopen. Even een broodje smeren of het vuilnis buiten zetten als je op huisbezoek bent? Dat kost vijf minuten extra. Doe je dat bij elke cliënt, dan verlies je zo een uur per dag. In dat uur kun je ook drie of vier anderen helpen.”

Sociaal contact, dat moet tijdens het ‘zorgmoment’, dus tijdens de medische verzorging of hulp bij bijvoorbeeld aankleden.

Het is nadrukkelijk niet meer de bedoeling dat een cliënt jarenlang wijkverpleging krijgt – tenzij dat echt niet anders kan. „We helpen mensen zelfstandig te worden. We geven de zorg die op dat moment nodig is, maar bouwen dat ook waar mogelijk weer af. Door iemand te laten wennen aan een hulpmiddel voor steunkousen.” Ook preventieve inzet van ergo- of fysiotherapie maakt volgens Bloemendaal dat cliënten langer zelfredzaam kunnen blijven.

Sommige cliënten hebben moeite met loslaten nadat zij volgens de verpleegkundigen weer zelfstandig zijn. Daarom probeert wijkverpleegkundige Marsha van Eijk (26), uit hetzelfde wijkteam, mensen vanaf het begin „mentaal voor te bereiden”. „Ik ben specifiek gaan benoemen dat we uiteindelijk gaan afbouwen. Dan zit het al in het hoofd en is iemand minder verrast als we zeggen: joh, volgens mij kunt u het ook zelf.”

‘We hebben altijd haast’

Niet alle collega’s schakelen makkelijk over op die andere aanpak. Rianne van Beek (55), bijvoorbeeld, ook uit hetzelfde wijkteam, vindt het „lastig”. „Ik ben van de generatie die op school geleerd heeft: als je de deur dichttrekt, moet je een goed gevoel hebben. Dat lukt niet altijd meer.”

Vanochtend was ze bijvoorbeeld bij een vrouw met dementie, vertelt ze op het kantoor. De cliënt ging voor het eerst naar de dagbesteding, maar door haar dementie weet ze niet meer hoe ze vanuit haar flat beneden komt. Daarom was geregeld dat de taxichauffeur naar boven zou komen. „Dat gaf de familie rust. Maar mij niet! Ik wilde wachten tot de taxi er was om zeker te weten dat ze beneden zou komen. Daar was geen tijd voor.” Het belangrijkste, zegt Van Beek, is dat je nóóit naar cliënten toe uitstraalt dat je haast hebt. „Maar we hebben altijd haast.”

Collega Marsha van Eijk was vanochtend bij een intakegesprek met een man van 76 die net uit het ziekenhuis kwam „om de zorgnood te bepalen”. Dat de man zorg nodig heeft, was duidelijk, vertelt ze bij terugkomst in het kantoor van Thebe. Hij heeft dementie en is onlangs gediagnosticeerd met kanker. Zijn gezondheidsklachten drukken zwaar op zijn vrouw, die de verzorging niet meer aankan. Van Eijk, tegen Bloemendaal: „Wij gaan hier echt een verschil kunnen maken. Zó fijn is dat.” En, zegt ze: „In de media lees je vooral hoe zwaar ons werk is. Dat is het ook, maar het is vooral heel mooi.”

Bliep, bliep, bliep. „Zo hoor ik dat mijn bloedwaarde goed is.” Bernedine (78) houdt een apparaatje naast haar arm, waar wijkverpleegkundige Sharmila Sahai (49) net een sensor in geplaatst heeft. De sensor, een soort grote ronde dop, meet haar bloedsuiker. Omdat het over haar privésituatie gaat, wil Bernedine niet met haar achternaam in NRC. Bernedine heeft diabetes, is zeer slechtziend („ik zie alleen schimmen”) en beweegt niet gemakkelijk meer. Door de sensor met geluid, de ‘FreeStyle Libre’, kan ze alsnog haar eigen bloedsuiker in de gaten houden.

Hoewel ze haar eigen waarden kan meten, kan ze veel andere dingen niet meer. Voor oogdruppels, bijvoorbeeld, heeft ze hulp nodig: „Ik kan mijn arm niet meer omhoog doen – die schiet meteen terug.” De wijkverpleging komt drie keer per dag op bezoek.

Wijkverpleegkundige Sharmila Sahai doet een meting bij Bernedine.

Foto John van Hamond

Die afhankelijkheid maakt haar „droevig”. „Kon ik het maar zelf.”

Sahai: „U vindt het moeilijk om hulp te accepteren, hè.”

Bernedine: „Men zegt dat ik veel lach, maar van binnen valt het me zwaar.”

„U lacht uw zorgen weg.”

„Maar bij jou kan ik wel mijn ei kwijt.” Ze lacht.

En Elly Westendorp? De keuze voor het verpleeghuis valt haar zwaar. Enerzijds gaat ze graag naar haar man toe – „nu heb ik niemand om welterusten tegen te zeggen” – en voelt ze zich in haar eigen huis niet veilig, anderzijds betekent het een laatste beetje vrijheid inleveren. „De verpleging stapt daar zeven keer per dag binnen voor de medicijnen van mijn man. En je moet eten wat de pot schaft. Ik maak juist graag zelf iets klaar.” Dan veert ze wat omhoog. „Het is er ook best gezellig, hoor, soms spelen ze er kaatsbal.”

In het wijkteam zal ze in ieder geval gemist worden: de verpleegkundigen hebben een sterke band met haar opgebouwd – ze komen er al zo’n vijf jaar over de vloer. Bloemendaal: „Daarmee is ze echt een uitzondering, vooral nu we proberen mensen te helpen zo zelfstandig mogelijk te worden.”

Lees verder…….