De ‘Lego-bouwdoos’ die de uitstoot van BAM fors moet verminderen

Frans den Houter loopt langs metershoge stapels houten balken. Hij moet zijn best doen zich verstaanbaar te maken boven het geluid van mechanische zagen. Over zijn donkerblauwe maatpak draagt hij een oranje veiligheidshesje, onder zijn pantalon veiligheidsschoenen. Ook voor de financieel directeur van het grootste bouwbedrijf van Nederland zijn beschermingsmiddelen verplicht.

De stapel balken vormt het begin van de productielijn van de houtbouwfabriek van BAM (in totaal bijna 14.000 medewerkers, omzet 6 miljard euro) in het Noord-Hollandse Oudkarspel. Vanaf hier schuift het hout over loopbanden het eerste werkstation in, waar een zaag- en freesrobot met grijze, tollende vijlen profielen eruit snijdt. Vanaf september moet hier in de fabriek elke dag een geprefabriceerd houten huis van de band rollen. Op termijn moeten dat er vijf per dag zijn. Dat wil zeggen: de onderdelen om een huis van te bouwen. Den Houter: „De structuur van de woning komt van grote houten balken. De kozijnen, deuren, de finale panelen – alles wordt er op de bouwplaats ingeklikt, als een soort grote Lego-bouwdoos.”

Het grote voordeel van deze manier van bouwen, is dat het veel CO2-uitstoot scheelt. Hout is als bouwmateriaal veel minder vervuilend dan beton. Ook zorgt industriële houtbouw voor minder afval doordat het productieproces vooraf in de computer nauwkeurig is afgesteld.

De houtfabriek draait nog niet op vol vermogen, maar toch wil Den Houter het complex graag laten zien. Volgens BAM is het een goed voorbeeld van waar het uiteindelijk naartoe wil: een minder vervuilend bedrijf zijn dat nog steeds winst kan maken. Ook in de duurzaamheidsrapportage van zijn CO2-doelen stelt BAM een voortrekkersrol te willen hebben. Vanaf 2025 moeten grote, beursgenoteerde bedrijven namelijk hun totale CO2-uitstoot in het jaarverslag bekendmaken vanwege nieuwe Europese duurzaamheidsregels. BAM deed dat al een jaar eerder dan officieel verplicht en liet accountant EY de cijfers controleren.

BAM berekende al jaren hoeveel CO2 het uitstootte bij de werkzaamheden en energievoorziening van het bedrijf zelf, respectievelijk ‘scope 1’ en ‘scope 2’ genoemd. Denk aan het brandstofverbruik van de hijskraan en de stroom die er op de bouwplaats nodig is. De indirecte uitstoot (‘scope 3’), zoals door de spullen die BAM koopt en doordat klanten de huizen van BAM gebruiken, bleek groter. Namelijk 37 keer zo groot als de directe uitstoot: 2.552 kiloton, op een totaal van 2.621 kiloton. Dat „was wel even een wake-upcall”, zegt Den Houter.

De grootste vervuilers

BAM is niet het eerste bedrijf dat al zo uitgebreid aan het rekenen is geslagen, in het najaar meldde HEMA al een totaal van 933 kiloton uitstoot over 2019. Dat ging van het fabriceren van de spullen en etenswaren die het bedrijf in meer dan zevenhonderd winkels heeft liggen, het transport, het woon-werkverkeer van medewerkers, tot het verbruik van energie door de producten thuis (denk aan een lamp). BAM komt dus op bijna drie keer zoveel uit.

In het jaarverslag van BAM over 2023 staat netjes opgesomd waar de uitstoot van scope 3 uit is opgebouwd. Daarbij springt één categorie direct in het oog, namelijk ‘inkoop goederen en diensten’. Met 1.416 kiloton, gaat het hierbij om meer dan de helft van alle uitstoot. De grootste vervuilers binnen die categorie zijn beton en staal.

Een andere grote uitstootpost (924 kiloton) is de categorie ‘verbruik van verkochte producten’. „Dat gaat bijvoorbeeld over het energieverbruik van een woning door de bewoners de komende vijfenzeventig jaar”, zegt Den Houter. „Dus dan speelt mee of er zonnepanelen op het dak liggen. En hoe goed de woning geïsoleerd is.”

Financieel directeur Frans den Houten (rechts) in de fabriek in Oudkarspel.

Foto’s: Simon Lenskens

Die categorie laat goed zien waarom iets groens doen, niet altijd betekent dat je uitstoot omlaag gaat als bedrijf. „We strippen bijvoorbeeld gebouwen uit de jaren vijftig om ze te verduurzamen”, zegt Den Houter. „Dat is goed voor de planeet, maar niet voor onze uitstootcijfers, want dan moeten we het toekomstige energieverbruik van het pand ineens mee gaan tellen.” Het energieverbruik van het pand valt namelijk in scope 3. Dus, zegt Den Houter, je moet logisch blijven nadenken over wat de meest groene optie is.

Om als bedrijf te kunnen groeien en toch doelen te stellen over uitstoot, stelt BAM al jaren veel zogeheten intensiteitsdoelen voor scope 1 en 2. Die gaan over de CO2-uitstoot per miljoen euro omzet. Maar die cijfers kunnen ook misleidend zijn, zegt hij, door inflatie daalt de CO2-uitstoot per miljoen euro als vanzelf. Je bouwt namelijk minder huis voor hetzelfde geld. Dus, zegt Den Houter, cijfers zijn wel leerzaam, „maar context is álles. Je moet erin duiken om het te begrijpen.”

Het uitrekenen van de uitstoot viel bepaald niet mee. BAM heeft naar eigen inschatting te maken met minstens 40.000 leveranciers, die lang niet allemaal data over hun CO2-uitstoot hebben klaar liggen. Cijfers over uitstoot zijn bovendien nooit zo accuraat als de financiële kant, zegt Den Houter. Vaak zijn het schattingen. Elk jaar probeert het bedrijf daarom zijn berekening te verfijnen. „Dat begint bij: ik bouw een brug en zoveel staal zit erin, doorgaans veroorzaakt dat zoveel CO2”, zegt Den Houter. „En dat eindigt bij: het staal komt van die leveranciers, er zat zoveel hergebruikt staal in, en dit was de CO2-uitstoot door het vervoer van het staal naar onze bouwplaats toe.”

Nu het bedrijf – met een goedkeurende verklaring van de accountant – weet dat het inclusief scope 3 (dus in totaal) 2.621 kiloton uitstoot, is dat een „superbelangrijk eerste datapunt om te hebben”, zegt Den Houter. BAM wil dat getal elk jaar omlaag brengen. Het wil in 2030 de helft minder uitstoten dan in 2019, dat moet het ‘basisjaar’ worden. „97 procent van onze uitstoot zít in scope 3”, zegt Den Houter. „En if you can’t measure it, how are you going to manage it?

Heel veel hout

Dat de bouw een grote vervuiler is, zal niemand in de sector ontkennen. Volgens berekeningen van de Europese Commissie is de bouw verantwoordelijk voor 35 procent van de Europese afvalproductie. Tegelijk is de Nederlandse bouwopgave de komende jaren enorm. Om de woningnood op te lossen, moeten er tot en met 2030 bijna een miljoen woningen bij. De gebouwen die er al staan, moeten fors worden verduurzaamd. Ook de Nederlandse infrastructuur is aan groot onderhoud toe: Rijkswaterstaat laat de komende jaren zo’n driehonderd bruggen, sluizen en wegen renoveren.

Hoe dat duurzamer aan te pakken? Dat kan door beter gebruik te maken van dat wat er al staat. Hergebruik is nu het sleutelwoord, zo zegt Den Houter, die het nieuwe hoofdkantoor van ABN Amro in Amsterdam-Zuidoost als voorbeeld noemt. „Tien jaar terug zou dat gebouw zijn platgegooid. Nu komt er een refurbished kantoor, met heel veel hout.” Voor bruggen en wegen zet Rijkswaterstaat inmiddels ook in op renovatie in plaats van nieuwe aanleg.

Toen Den Houter in 2018 bij BAM als financieel directeur begon, verkeerde het bedrijf in crisis. Door veel te risicovolle contracten bij megaprojecten als de Zeesluis IJmuiden en de Afsluitdijk balanceerde BAM op het randje van de financiële afgrond.

Bij de grote herstructureringsoperatie die in de jaren daarna volgde, richtte BAM de blik naar binnen. Het stootte een aantal buitenlandse dochterondernemingen af en nam niet langer grote en risicovolle opdrachten aan. Den Houter begon in die periode ook met het verder in kaart brengen van de klimaatimpact van BAM. „Dat was best spannend. Je bent het niet gewend en het is allemaal nieuw.”

De houtbouwfabriek van BAM in Oudkarspel.
Onderdelen als deuren worden in de fabriek gemaakt en op de bouwplaats in het houten frame ‘geklikt’.

Foto’s: Simon Lenskens

In de fabriek tilt Den Houter een stuk hout uit een oranje container. „Eigenlijk is het snijafval, maar we kiezen ervoor deze stukken te verlijmen zodat we ze weer kunnen gebruiken voor een nieuwe balk.” De bouw staat wel bekend om zijn afvalberg, geeft Den Houter toe. „In deze sector gaat het vaak over ‘faalkosten’ (kosten die ontstaan door fouten). Dat wordt in geld uitgedrukt, maar dat gaat natuurlijk voor een groot deel over extra afval en vervuiling.” Het maken van huizen in een fabriek geeft op zichzelf al veel minder afval dan normaal op een bouwplaats gebeurt. Bij een betonnen woning gaat gemiddeld 5 tot 7 procent van de materialen de afvalcontainer in door snijverlies – of het feit dat beton alleen ‘vers’ gebruikt kan worden. Wat overblijft moet weg aan het einde van de dag. Voor een industriële houten woning is het verlies volgens BAM minder dan 1 procent.

Ook vereist de bouw van een woning uit de fabriek 30 tot 40 procent minder manuren dan een traditionele betonnen woning. „Je ziet hoe weinig mensen hier rondlopen. Die jongen die daar loopt is 24 jaar en overziet dit hele proces in zijn uppie”, zegt Den Houter. „Hier worden vijftig tot tachtig kozijnen per dag gemaakt. Vroeger stonden ze allemaal met een werkbankje de kozijnen te maken.”

Als de gelijmde kozijnen en deuren gedroogd zijn, komen ze aan haken aan een plafondrails te hangen. De voorlaatste stop is de spuiterij. Kozijnen en deurenpanelen rollen hangend in de lucht de verfruimte in, waar twee verfspuitrobots ze in een paar minuten wit aflakken. In een warme ruimte even verderop hangen ze onder een plafond vol ventilatoren te drogen, om de volgende dag op transport te gaan naar een bouwproject bij het Noord-Hollandse dorp Cruquius.

Opzichter Gido Nel spoot vroeger zelf de kozijnen, maar bedient nu de robot achter een raam. Geen gasdampen meer, geen verfresten meer op de handen. Nel moet lachen om hoe zijn vak is veranderd. „Vroeger was dit werk heel zwaar. Maar als je op deze manier kunt werken, is dat een heel ander verhaal.”

Want CO2-uitstoot is maar één van de zaken waarover bedrijven volgens de Europese accountingrichtlijn CSRD moeten rapporteren. Ook de werkomstandigheden en veiligheid van werknemers en de diversiteit op de werkvloer moet in de jaarverslagen worden opgenomen. Op dat laatste punt scoort het bouwbedrijf naar eigen maatstaven niet goed: vorig jaar was 15 procent van de werknemers in het hogere management vrouw. Dat wil het bedrijf in 2026 naar 25 procent hebben gebracht. Een eerder doel van 22 procent voor afgelopen jaar werd niet gehaald.

Het bedrijf stelt zich kritische vragen, zegt Den Houter. „Wat voor cultuur hebben we? Voelt iedereen zich welkom? Is het geen overdreven masculine cultuur? Krijgt vrouwelijk talent genoeg kans om door te groeien?” Ook op dat punt biedt een fabriek een belangrijk voordeel, zo zegt Den Houter. Het wordt interessanter voor vrouwen en oudere werknemers om bij BAM in de bouw te werken. „Dit zou een inclusievere bouwplek kunnen zijn dan een bouwplaats. Hier werk je geïndustrialiseerd. Buiten is het zwaar fysiek werk in weer en wind.”

Buiten de fabriek staan naast de parkeerplaats de geschilderde deuren, kozijnen en de geveldelen ingepakt in plastic te wachten op transport. „Deze gaan morgen richting bouwplaats”, zegt Den Houter. Ondanks dat de toekomst er mooi uitziet op deze parkeerplaats en BAM met de fabriek voortaan veel sneller houten huizen kan bouwen, duurt het even voordat alles op stoom is, en zullen in de praktijk de meeste huizen die BAM voorlopig neerzet nog van beton zijn.

De voordelen voor het milieu van houtbouw zijn al langer bekend, waarom is BAM zich niet veel eerder gaan richten op grootschalige houtbouw? BAM werkte al wel met houtbouw, zegt Den Houter, maar niet op deze schaal nee. Houtbouw was voor het bedrijf een hele „journey”, zegt hij. „Hoe konden we ook met hout alles op een hoog kwaliteitsniveau doen? Qua warmte-isolatie, qua geluid. Hier zit heel veel denkwerk achter. Over elk boutje, over elk moertje, over elke deur. Het was best een investering, dus we wilden het goed doen.”