De kerk werd als monument aangewezen, maar het belang van de kerkgangers weegt zwaarder

Economie & recht De gemeente Eindhoven maakt een kerkgebouw tot monument omdat het karakteristieke waarden heeft. De gebruikers van de kerk zien dat als financiële nekslag – en krijgen gelijk.

Illustratie Indra Bangaru

De zaak

Burgemeester en wethouders van Eindhoven bepalen in 2016 dat de Maranathakerk een gemeentelijk monument is. Het hoofdgebouw en de losstaande kerktoren uit de jaren vijftig hebben een „karakteristieke wederopbouwesthetiek” en stedenbouwkundige én cultuurhistorische waarden, omdat ze de „ontwikkeling van de religieuze gemeenschap in de stad” laten zien. De religieuze gemeenschap die het gebouw gebruikt, de Pinkstergemeente, is niet blij met de aanwijzing tot monument. Ze probeert daarop aan te tonen dat de marktwaarde van het complex na de aanwijzing met bijna twee ton is gezakt en dat renovatie van de bouwvallige kerktoren te veel geld gaat kosten.

B en W laat ook een rapport opstellen, dat uitwijst dat de aanwijzing als monument geen extra onderhoudskosten meebrengt, en verklaart het bezwaar van de Pinkstergemeente ongegrond. De rechtbank laat het collegebesluit in stand, onder meer omdat de noodzaak van sloop van de toren niet is aangetoond. De Pinkstergemeente heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de aanwijzing tot sterke waardedaling en extreme kostenverhoging leidt.

De uitspraak: Hoger beroep gegrond

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt daarna anders. Herstel van de kerktoren, vanwege achterstallig onderhoud maar ook vanwege constructiefouten bij de bouw, zal veel geld kosten. „Het kerkgenootschap heeft gewezen op de negatieve financiële gevolgen die de aanwijzing heeft.” Gezien de beperkte financiële draagkracht van de Pinkstergemeente zou renovatie van de toren „het einde van de geloofsgemeenschap” betekenen. Daarom weegt het financiële belang van het kerkgenootschap zwaarder dan het algemeen belang van monumentenbescherming.

Het commentaar

„Het komt in deze zaken niet vaak voor dat het financieel belang van de eigenaar belangrijker wordt gevonden”, zegt advocaat Arjen van Rijn (De Clercq advocaten en notariaat). Hij treedt meestal op voor eigenaren die met een aanwijzing tot monument worden geconfronteerd. „In het begin is er al geen open discussie, je staat met 1-0 achter. Als de gemeente een oud industrieel gebouw op de monumentenlijst zet, mag er meestal niks meer. Een onroerendgoedmaatschappij die er appartementen in wil bouwen, moet voldoen aan allerlei eisen qua licht, ventilatie et cetera. Maar bijvoorbeeld andere ramen en zeker dakkapellen zijn vaak uit den boze. De ontwikkelaar is dan niet meer geïnteresseerd. Gemeenten willen graag monumenten aanwijzen – ze kunnen ermee scoren – en doen nogal eens laconiek over de waardevermindering. ‘Dat is een maatschappelijk risico, en je kunt het eventueel weer verkopen’, hoor je dan.”

In de uitspraak legt de Raad van State uit dat een gemeente beleidsruimte heeft om te bepalen wat een monument moet worden, maar daarbij wel betrokken belangen moet afwegen. De rechter gaat dan na of de nadelige gevolgen van de monumentaanwijzing „niet onevenredig” zijn in verhouding tot de doelen ervan. „Maar ja, wat is ‘onevenredig’?”, zegt Van Rijn. „Je moet zo ongeveer laten zien dat je failliet gaat. En niet iedereen heeft de puf om te procederen tot de hoogste rechter.”

Henk Jansen is bestuurslid van de Federatie Grote Monumentengemeenten en werkzaam bij de gemeente Utrecht. Hij wijst op de mogelijkheden van subsidie bij veel gemeenten en provincies en goedkope leningen bij het Nationaal Restauratiefonds. „En in de gemeente Utrecht gaan we altijd vooraf in gesprek met de eigenaren over mogelijke knelpunten.”

Vanaf de jaren tachtig wijzen gemeenten monumenten aan, eerst vooral uit 1850 tot 1940. In verschillende rondes zijn daarna categorieën als schoolgebouwen, industrieel en religieus erfgoed en gebouwen uit de wederopbouwfase aangewezen. Intussen zijn ook de jaren zeventig aan de beurt. De Maranathakerk is blijkens informatie van de gemeente Eindhoven (met zo’n 550 monumenten) in 2016 als één van 24 wederopbouwprojecten op een lijst gezet. Jansen: „In de gemeente Utrecht hebben we nu zo’n 1.600 gemeentelijke monumenten, over de aanwijzing daarvan is heel weinig geprocedeerd.”

Als het pand in zo’n monumentenronde keurig op een lijst is gezet, weet je waar je aan toe bent. Advocaat Marieke Dankbaar (Pot Jonker advocaten): „Maar als het er in zo’n ronde niet op is gezet, zou ik dat zeker als argument aanvoeren tegen een latere aanwijzing. Vaak ga je bezig met een pand, maak je plannen voor herbestemming of verbouwing en zoek je investeerders, ben je er bijna… en dan worden de buren wakker, of een monumentenvereniging, en dan komt er op de valreep toch die aanwijzing uit de lucht vallen. Dat roept weerstand op.”

Om dan als eigenaar te bereiken dat je belangen goed worden meegewogen, moet je aantonen dat ze in direct verband staan met de aanwijzing en dat die aanwijzing je onevenredig schaadt. „Dat is geen geringe opgave”, zegt ook Dankbaar.

De rechter kan beslissen dat het gemeentebestuur de belangen opnieuw moet afwegen. Dankbaar: „Dan heb je nog soms een pyrrusoverwinning als die afweging vervolgens wordt verbeterd maar de gemeente bij de aanwijzing blijft. Hoe dan ook vergt het heel veel tegenrapporten. In de zaak van de Maranathakerk heeft het kerkgenootschap zijn belangen blijkbaar goed over het voetlicht gebracht.”

Lees verder…….