De digitale euro is een beter idee dan een staatsspaarbank, zegt DNB-baas Klaas Knot

Klaas Knot: „We zijn zeker nog niet klaar met renteverhogingen.”

Foto Lars van den Brink

Interview

Klaas Knot Na weken van bankenstress zegt de president van De Nederlandsche Bank: de banken in de eurozone, zeker de Nederlandse, zijn veilig. Hij vindt wel dat de overheid nog te veel geld uitgeeft.

Buiten, op een zonovergoten Amstel, wordt gespelevaard. Binnen, in de werkkamer van Klaas Knot met uitzicht op de rivier, heerst een arbeidzamer sfeer. Naast een boekenkast vol economische vakliteratuur hangen een paar stropdassen aan een hangertje. Knot gebruikt ze niet altijd, zegt hij. Bij De Nederlandsche Bank, die hij leidt, is de dress code de laatste jaren informeler geworden. Dat is inderdaad te zien bij de hippe koffiebar in het tijdelijke pand van DNB (de hoofdzetel wordt verbouwd).

De president van de centrale bank moet evenwel snel een das mee kunnen grissen. Voor de foto van NRC bijvoorbeeld, maar ook voor zijn vele vergaderingen en optredens in binnen- en buitenland. Behalve DNB-president is Knot (55) ook een internationaal centrale bankier met aanzien. Hij is voorzitter van de in Basel gevestigde Financial Stability Board, een orgaan dat de financiële sector wereldwijd stabieler moet maken.

Wat dat betreft komt er nu veel op Knot af. De voorbije weken leek zich opeens een internationale bankencrisis af te tekenen. Burgers in Nederland, en elders in de eurozone, vroegen zich bezorgd af: slaat de onrust in de Verenigde Staten en in Zwitserland over naar hier?

„Natuurlijk zijn mensen nog steeds angstig. De herinneringen aan 2008, 2009 liggen nog vers in het geheugen”, zegt Knot. Hij doelt op de grote financiële crisis die toen snel vanuit de VS uitbreidde naar Europa. „Maar inmiddels kunnen we op een geloofwaardige manier zeggen: de banken in de eurozone, en zeker in Nederland, hebben nu veel sterkere kapitaalbuffers. Ze zijn veilig.”

Niet dat de risico’s op een financiële crisis geheel zijn weggenomen, zo tekent de geboren Groninger daarbij meteen aan. Dus moeten ook burgers, bedrijven en overheden buffers opbouwen. „De les van buffers, buffers, buffers is sterker dan ooit. Een warme jas kan nooit kwaad als het buiten guur is.”

In zijn gesprek met NRC gaat Knot dieper in op de lessen van de bankencrisis. Hij houdt ook een pleidooi voor de digitale euro als betaalmiddel. En hij stelt verdere renteverhogingen in het vooruitzicht. Want te midden van alle financiële stress is de Europese Centrale Bank, die Knot meebestuurt, nog niet klaar met het bevechten van de hardnekkige inflatie, die iedereen wel merkt in de supermarkt.

Waarom zijn banken in de eurozone veiliger dan die in de VS?

„De recente onrust in de VS ging, anders dan in 2008, niet over het kredietrisico, dat wil zeggen: over slechte hypotheekleningen die banken hadden uitstaan. Nu ging het om het renterisico: de rente op staatsobligaties die Amerikaanse regionale banken, zoals Silicon Valley Bank (SVB), op hun balans hadden, is razendsnel gestegen, waardoor de waarde van die beleggingen is gekelderd. Ze hebben dit renterisico onvoorstelbaar slecht beheerst.

„In Europa wordt het renterisicobeheer heel serieus genomen, in de VS vaak minder. De Amerikanen laten alleen de acht grootste banken onder de strenge internationale toezichtregels vallen, níét de regionale banken. In Europa gelden deze ‘Bazel’-regels voor alle banken.”

Hoe zit het in Nederland?

„Wij hebben in de eerste plaats die strengere regels die in Europa worden toegepast. Daarbovenop hebben Nederlandse banken relatief weinig spaargeld op hun balans staan, omdat ons spaargeld voor de oudedag in de pensioenfondsen zit. Daardoor kunnen Nederlandse banken zich op de kapitaalmarkt flexibeler financieren en zo beter inspelen op het renterisico.”

Wat zijn de lessen uit het SVB-drama?

„De Amerikanen redeneren dat regionale banken bij problemen geen bredere schade kunnen veroorzaken, omdat ze niet ‘internationaal actief’ zijn. Dit blijkt niet het geval: er is een psychologisch besmettingskanaal dat zich niets van grenzen aantrekt. Want beleggers denken: bij welke banken spelen deze problemen nog meer? Dus daar zullen we vanuit de Financial Stability Board naar moeten kijken.

„Ook blijkt nu dat een bankrun zich in deze gedigitaliseerde wereld heel anders voltrekt. De klanten van SVB zaten allemaal in dezelfde appgroepjes. Dus toen er één ging lopen, appte die ook even naar de rest. Toen ging iedereen: 42 miljard dollar werd in een paar uur bij SVB weggehaald. De liquiditeitseisen zullen aan deze realiteit moeten worden aangepast.”

En Credit Suisse, de Zwitserse bank die onder overheidsdwang overgenomen werd door rivaal UBS? Zwitserland ligt niet in de eurozone, maar wel in Europa. Komt die bankenstress dan niet toch dichtbij? De energiek sprekende Knot begint er zelf over. „Credit Suisse had een slecht bestuurde zakenbank, die werd geplaagd door een trits aan schandalen, witwassen, fraude, gokgedrag, enzovoort.” Een geval apart, wil hij maar zeggen.

Wél maakt Knot zich zorgen over een ander, relatief nieuw financieel risico: die van niet-bancaire instellingen waar de laatste jaren veel beleggingsgeld in is gestroomd, zoals vastgoedfondsen. Die zijn vaak mede met schulden (met leningen van banken) gefinancierd. Nu de rente stijgt, worden deze schulden duurder, het vastgoed goedkoper en kunnen deze fondsen in de problemen komen. Als zo’n fonds omvalt, kunnen de problemen overslaan op banken die er krediet aan hebben verleend, zegt Knot. De Financial Stability Board let er nu extra op. „Elke keer als er forse marktbewegingen zijn, komt er toch weer een hoekje in de financiële sector tevoorschijn waar excessieve schulden zijn aangegaan.”

Na de bankenstress gaan er weer stemmen op om burgers de mogelijkheid te geven een veilige bankrekening te openen bij de overheid, zoals de oude Rijkspostspaarbank.

„Ja, dat was in de tijd dat je voor overboekingen verschillend gekleurde enveloppen moest sturen naar verschillende steden. Misschien voelen sommige mensen daar nostalgie bij, maar efficiënt was het Nederlandse betalingsverkeer toen bepaald niet. Niet voor niks is de bancaire sector nu een particuliere sector en geen overheidssector. Als je nu weer een deel uit die sector gaat tillen en publiek gaat maken, dan zal dat ongetwijfeld leiden tot hogere kosten voor de consument. Dit laat onverlet dat je altijd moet voorkomen dat verliezen van banken bij de overheid terechtkomen. Door stevig toezicht, met significante kapitaalbuffers, en met goede afspraken over afwikkeling van banken die failliet gaan.”

Foto Lars van den Brink

Een minder nostalgische vorm van bankieren bij de overheid is digitaal centralebankgeld: burgers kunnen mogelijk in de toekomst een rekening bij de centrale bank krijgen. Vervolgens kunnen ze er, bijvoorbeeld met een app op hun telefoon, boodschappen mee doen. In de eurozone treft de ECB voorbereidingen voor invoering van een ‘digitale euro’, hoewel het besluit hiertoe nog niet is genomen. „Een bankbiljet in een digitaal jasje”, noemt Knot het.

Waarom moet zo’n digitale euro er ook volgens DNB komen?

„Het financieel systeem is gebouwd op een balans tussen publiek geld en privaat geld. Als wij niets doen, wordt het gewicht van het publieke geld steeds kleiner, want dat publieke geld is cash op dit moment. En het gebruik daarvan loopt hard terug. Het private geld loopt veelal via de – al dan niet digitale – PIN-pas.

„Dat publieke geld, het geld van de centrale bank, heb je wel nodig als anker voor vertrouwen in het financiële systeem. Mensen moeten – als ze dat willen – een belangrijk deel van hun betalingsverkeer in publiek geld kunnen doen. En daarvoor niet afhankelijk zijn van commerciële banken.

„Digitaal centralebankgeld is in feite gewoon een tegenbeweging op het teruglopende gebruik van contant geld. De hele wereld digitaliseert. Waarom zouden wij als centrale banken krampachtig moeten vasthouden aan technologie uit de 17de eeuw? Het gebruik van een digitale euro zou trouwens geheel vrijwillig worden, cash verdwijnt niet.”

Hoe moeten de commerciële banken zich tot zo’n digitale euro verhouden?

„We zullen dan een maximum stellen aan de hoeveelheid geld die je bij de centrale bank kan aanhouden, om te voorkomen dat consumenten al hun spaargeld bij de banken weghalen en bij de centrale bank neerzetten. Want particuliere banken zijn voor hun financiering mede afhankelijk van spaargeld. Als ze niets overhouden, hebben ze ook geen ruimte voor kredietverlening meer – en dat willen we natuurlijk niet. Dus er komt een maximum, 3.000 euro bijvoorbeeld.”

Begrijpt u de zorgen van burgers die naar voren komen in enquêtes, van bijvoorbeeld de ECB, over hun privacy bij digitaal centralebankgeld?

„Ja, die begrijp ik. Wij zullen die zorg gewoon actief moeten gaan wegnemen. De wetgeving zal de ECB sterk moeten beperken in wat ze met betaaldata zal mogen doen. We kunnen ervoor zorgen dat die data snel weer vernietigd gaan worden, bijvoorbeeld. Er is nu een beetje reuring ontstaan rond het woord ‘programmeerbaar geld’, het idee dat de centrale bank het gedrag van burgers zou kunnen sturen. Maar let op, dat is vooral een frame van samenzweringstheoretici. Natuurlijk is het zo dat elke digitale transactie traceerbaar is. Als de Chinese overheid digitaal centralebankgeld uitgeeft, dan zou ik mij als consument inderdaad enigszins zorgen maken over mijn privacy. Maar in Europa hebben we gelukkig de meest geavanceerde privacywetgeving ter wereld. Iets waaraan ook banken zich moeten houden, en ook de Googles en de Apples van deze wereld. Wat ik nooit zo goed begrijp is: realiseren mensen zich wel wat ze nu aan hun privacy weggeven aan hun bank, maar ook via Google Pay, Apple Pay en dat soort diensten? Ik denk dat de privacy in een instelling als de ECB een stuk beter gewaarborgd is. We moeten mensen een publiek alternatief voor betalingen bieden.”

Volgende week neemt Knot deel aan de vergadering van het Internationaal Monetair Fonds in Washington. Eén van de vragen die daarin centraal zullen staan: zijn centrale banken klaar met het verhogen van de rente? Om de inflatie te temmen heeft de ECB de rentetarieven fors opgeschroefd. De depositorente voor banken, momenteel het belangrijkste tarief, ging van minus 0,5 procent in juli vorig jaar naar 3 procent nu. Als de rente hoger staat, wordt lenen voor consumenten en bedrijven duurder. Dat moet de economische activiteit, en uiteindelijk de inflatie, afremmen. De inflatie was in maart 6,9 procent op jaarbasis in de eurozone, en 4,4 procent in Nederland. De ECB streeft naar 2 procent inflatie.

De inflatie gaat de laatste tijd weer naar beneden. Hebben we het ergste achter ons?

„In wezen daalt de inflatie al sinds september vorig jaar. Dat is absoluut goed nieuws voor de koopkracht van de mensen. Maar voor ons centrale bankiers is het nog te vroeg om te juichen. Want de kerninflatie, zonder energie en voeding, geeft nog geen krimp. In de eurozone steeg hij zelfs licht verder van 5,6 procent naar 5,7 procent. De prijsstijging van diensten ging bijvoorbeeld opnieuw omhoog. We moeten ons niet in slaap laten sussen door de dalende algehele inflatie, want dat is grotendeels het effect van de dalende energieprijzen.”

Dat betekent dat de rente dus verder omhoog moet, terwijl het publiek de inflatie al naar beneden ziet gaan.

„Die situatie zagen we vorig jaar al aankomen. Wij kunnen pas achteroverleunen als er een echt betekenisvolle neerwaartse trend zichtbaar wordt in de onderliggende inflatie. Er zijn twee enorme, unieke, schokken geweest: de pandemie en de oorlog. Daardoor zijn de modellen waarmee we de toekomstige inflatie ramen met nóg meer onzekerheden omgeven dan gewoonlijk. We moeten op dit moment meer letten op de onderliggende trends in de huidige inflatie. En vergeet niet dat de rente al met 3,5 procentpunt is verhoogd. Dat doet er zo’n anderhalf jaar over om op de inflatie in te gaan werken. Daarvan gaan we dus in de tweede helft van dit jaar het drukkende effect op de inflatie terugzien.”

Hoever moet de rente dan nog omhoog?

„We zijn zeker nog niet klaar met renteverhogingen. Heel populair gezegd: de kerninflatie in de eurozone is nu bijna een procent of 6, en dat bestrijd je niet met een rente van 3 procent. De enige vraag is of je nog steeds een verdere stap omhoog moet nemen van een half procentpunt, zoals de laatste paar keer dat we de rente verhoogden, of al terug kunt schalen naar kleinere stapjes van een kwart procentpunt. Dat moeten we in de ECB-vergadering van mei gaan bepalen. Ik ben daar nog niet uit. Er komen tot die tijd nog veel economische cijfers uit.”

Als de bankenstress verder afneemt, maakt dat het monetaire beleid makkelijker?

„We proberen de inflatie en de bankenstress te scheiden. Het rentebeleid is gericht op de inflatie, en voor de banken zijn er indien nodig herfinancieringsoperaties. Maar helemaal te scheiden zijn deze twee niet. Als er bankenstress is, dan kan dat leiden tot hogere risicopremies bij de rentes die banken zelf aan hun klanten rekenen. Dan nemen de leenkosten voor burgers en bedrijven extra toe, bovenop wat de centrale bank al bewerkstelligt. En dan hoeven wij dus minder te doen. Dat zou een argument zijn voor ons om tot kleinere rentestapjes over te gaan.

„Van alle kredietverlening in de eurozone gaat nog steeds tussen de 80 procent en 85 procent via banken. Het geeft dus een heel verschil of de bankenstress tegen die tijd is verdwenen is, of nog steeds doorwerkt in de kredietverlening van de banken.”

In de VS is het verwachtingspatroon ontstaan dat de rente daar, na nog wat verhogingen, aan het eind van dit jaar alweer naar beneden gaat. Geldt dat ook voor de eurozone?

„Die kans acht ik vrijwel uitgesloten. In Europa zijn lonen en prijzen veel minder flexibel dan in de VS. Mede daarom zijn ze daar sneller omhooggegaan en zouden ze ook weer sneller omlaag kunnen gaan. In Europa voltrekt zich dit meestal in een lager tempo. Zelfs als we hier een renteniveau hebben bereikt waarvan we overtuigd zijn dat het de inflatie op de middellange termijn gaat terugbrengen naar 2 procent, dan kan het best zijn dat we de rente lange tijd op dat piekniveau moeten vasthouden.”

Moeten overheden gaan bezuinigen om de inflatie te helpen laten dalen?

„Een deel van de inflatie in Europa komt door overmatige vraag naar goederen en diensten in de economie. Daar heeft het stimulerende beleid van de overheid, zowel tijdens de pandemie als tijdens de energiecrisis, een rol in gespeeld, samen met het ruime monetaire beleid van destijds. Centrale banken hebben die les geleerd en hebben razendsnel de steven gewend. Maar aan de begrotingskant gebeurt er nog steeds te weinig. We zitten met een economie dicht bij of zelfs voorbij haar maximale bezettingsgraad. Daar zou je een begrotingssaldo bij verwachten van nul of iets daarboven – niet het tekort van 3 procent in Nederland of in de eurozone. In navolging van het monetaire beleid moet het begrotingsbeleid nog steeds een terugtrekkende beweging maken.”

Lees verder…….