Column | Wel of niet kijken?

Frits Abrahams

Het is een onontkoombare vraag geworden, een manier om elkaars morele nieren te proeven zodra het WK in Qatar ter sprake komt: wel of niet kijken? GroenLinks-leider Jesse Klaver kwam dichtbij het schijnheiligste antwoord: hij zou niet in het café kijken, maar eventueel wel thuis.

Het appel om níét te kijken klinkt steeds luider. Na iedere vernietigende reportage in krant of op tv over de schendingen van mensenrechten in Qatar neemt de druk op de potentiële kijker toe. Wordt het niet eens tijd om het goede voorbeeld te geven? Om te laten zien dat er méér is op de wereld dan 22 belachelijk rijke mannen die omwille van de nationale trots tegen een bal trappen?

„Niet gaan en niet kijken”, zei ChristenUnie-voorman Gert-Jan Segers. Een Nederlandse politieke delegatie plus koning Willem-Alexander zouden in dat geval thuisblijven, thuis waar straks iedereen tijdens de finale Nederland-Duitsland (West-Duitsland had ik bijna geschreven) chagrijnig naar een herhaling van Heel Holland Bakt moet kijken.

Jaloers ben ik op de mensen die met hun geweten worstelen en hun gekweldheid overtuigend over het voetlicht krijgen. Zelf behoor ik tot de schoften die geen aarzeling kennen en nu al geen afspraken meer willen maken op wedstrijddagen van het Nederlands elftal. Hoe kon ik zo diep zinken?

Het antwoord moet ik niet ingewikkelder maken dan het is: omdat ik van voetbal houd. Het is een mooie, moeilijke, spannende sport, tenzij er te defensief wordt gespeeld. Maar er moet wel iets op het spel staan, potjes vriendschappelijk voetbal zijn vervelend. Bij zo’n WK wordt uitgemaakt wie zich voorlopig de beste van de wereld mag noemen, en wie zou dat niet willen zijn, of er op z’n minst even bij willen horen? In Nederland eren we nog steeds Johan Cruijff omdat hij een poos de beste voetballer ter wereld was.

Wie ergens van houdt – of het nu mens, dier of ding betreft – is tot de vreemdste inconsequenties in staat. Als sportredacteur van de Volkskrant ging ik in het voorjaar van 1978 naar Argentinië voor het WK hockey. Ik schreef, zoals ook afgesproken was, vooral over de afschuwelijke politieke situatie daar, het hockey fungeerde meer als dekmantel.

Ik hoorde over mensen die gemarteld en vermoord werden, ik sprak doodsbange mensen uit de Joodse gemeenschap en kunstenaars. Toen ik terug was, vroeg Ben de Graaf, chef van de sportredactie: „Wil je nu ook naar het WK voetbal in Argentinië?” Het zou enkele maanden later gespeeld worden, de bedoeling was dat ik ook veel over voetbal zou schrijven. „Laat maar”, zei ik, „het is daar vreselijk, dat toernooi zou niet mogen doorgaan.”

En wat gebeurde? Ik bleef dus thuis met een goede, principiële reden: geen WK in een land waar mensen om politieke redenen worden geliquideerd. Toen begon dat smerige WK. Ik kon de verleiding niet weerstaan, zette de tv aan en genoot volop van een toernooi waar Nederland, nota bene zonder Cruijff, het veel verder bracht dan verwacht: de finale.

Als ik nu op die periode terugkijk, zie ik nog steeds de gezichten van al die angstige mensen. Maar ook de legendarische bal op de paal van Rob Rensenbrink waardoor Nederland geen wereldkampioen werd. Misschien moet ik me schamen, maar ik doe het niet. Misschien moet ik niet naar het WK in Qatar kijken, maar ik doe het wel.

Lees verder…….