Column | Prijsplafond: niet zo simpel als het klinkt

Column

Marike Stellinga

Het klinkt zo makkelijk, een prijsplafond. Als een decreet. De energieprijzen knallen omhoog, burgers en bedrijven komen in de problemen, en regeringen lossen de zaak op met een prijsplafond. Hop. Als een dictaat dat de overheid energieleveranciers oplegt: jullie verdienen belachelijk veel, verlaag jullie hoge prijzen. Hebberige bedrijven ingetoomd. Burgers beschermd. Klaar is kees. Maar zo is het natuurlijk niet.

Neem het plan van het kabinet. Dat is geen afgedwongen prijsplafond, het is een enorme subsidie. Het kabinet vraagt energieleveranciers om hun klanten een lagere prijs in rekening te brengen over een basishoeveelheid gas en elektriciteit. Voor de kosten worden leveranciers gecompenseerd. Het kabinet legt het verschil bij tussen het prijsplafond en de prijs die leveranciers zelf voor energie in de markt betalen. En dat kost wat: mogelijk 15 miljard euro volgens het kabinet.

En hier wordt het ingewikkeld. Want welke prijs betalen de ongeveer vijftig energiebedrijven dan? In de Tweede Kamer klonken vorige week al zorgen dat de miljarden euro’s in de zakken van de aandeelhouders belanden. CDA-Tweede Kamerlid Henri Bontenbal noemde deze week zijn „grootste zorg” dat juist energieleveranciers met „een onverantwoordelijke inkoopstrategie” een uitweg krijgen om „hun verliezen op de overheid en dus de belastingbetaler af te wentelen”.

Nou zijn er mensen die zeggen: geef ze dan weinig. Maar dan gaan er energieleveranciers failliet. Als dat er veel zijn, of een paar grote vallen om, dan brengt dat mogelijk de levering van warmte en elektriciteit aan huishoudens in gevaar. Kijk naar Duitsland, Zweden, Finland, waar grote energieleveranciers de afgelopen maanden om die reden worden gered.

Er is meer moeilijk. Het prijsplafond (of beter de energiesubsidie) geldt voor alle huishoudens, arm en rijk. Het moet niet te laag zijn afgesteld, want dan komen nog altijd te veel mensen in de knel. Maar ook niet te hoog. Want de mensen die het kunnen betalen, moet de overheid geen reden geven laconiek met hun energieverbruik om te gaan. Gas is immers nog steeds kneiterschaars. Zuinig zijn is belangrijk.

Het is een economen-cliché maar hij is wel waar: de beste remedie tegen een hoge prijs is een hoge prijs. Het drukt de vraag én het lokt meer aanbod uit. Daarom varen schepen met vloeibaar gas (LNG) vanuit de hele wereld nu naar Europa. Die twee krachten samen zorgen uiteindelijk voor een lagere prijs. Een energieplafond werkt daartegen in. Het stut namelijk de vraag en dus zijn er altijd nadelen. In Europese landen waar overheden de prijzen van energie al langer laag houden, stéég soms zelfs het gasgebruik. Dat is echt niet de bedoeling.

In de Tweede Kamer klonk vorige week vaak de roep om meer compensatie, ook voor bedrijven. Voorbeeld van zo’n vraag: wat doet het kabinet voor mensen met een warmtepomp die louter elektriciteit verbruiken? Die krijgen in het huidige plan minder compensatie dan mensen met gas.

Maar dit is noodhulp voor de vele huishoudens die ten onder dreigen te gaan door extreme prijzen. Iedereen eerlijk compenseren is wat anders. Volgens het kabinet zou de helft van de huishoudens volledig onder het plafond vallen. Maar ook deze enorme ingreep kan niet alle schrijnende situaties voorkomen. Als het kabinet iedereen ruimhartig wil compenseren, en veel bedrijven ook, dreigen we te veel gas te verbruiken.

Er is maar één manier om minder kwetsbaar te worden voor de gasoorlog die Poetin tegen Europa voert. Minder energie verbruiken, alternatief gas vinden en sneller overschakelen op duurzame energie. Dat duurt even. En in de tussentijd blijft energie schaars, dus zuinig zijn moet.

Marike Stellinga is econoom en politiek verslaggever. Ze schrijft elke week op deze plek over politiek en economie.

Lees verder…….