Column | Ouders van Feyenoord

Carolina Trujillo

Toen ons gezin terugkeerde naar Uruguay, was ik vijftien jaar. Na aankomst bleek dat ik geen voetbalclub had, in mijn nieuwe omgeving leek iedereen er een te hebben. Wie niet voor Peñarol was, was voor Nacional. Soms was iemand voor Wanderers, Defensor of Danubio. Ik wilde graag voor Uruguayaanse worden aangezien, dus koos ik snel een club. Ik koos verkeerd.

Ter herinburgering las ik destijds Uruguayaanse schrijvers als Eduardo Galeano. Die zei: „Gedurende zijn leven kan een man van vrouw wisselen, van politieke partij of van religie, maar nooit van voetbalclub”. Niet alleen had ik een snertclub gekozen, ik zou er voor de rest van mijn leven aan vastzitten.

Op mijn 21ste keerde ik terug naar Nederland. Weer was ik clubloos, maar als migrant was ik nu ervaren. De fout overhaast te kiezen ging ik niet weer maken. In Den Haag ging ik soms naar ADO, maar ik knapte af op racistische koren. Als bewoner van ‘020’ zou Ajax de logische keuze zijn, maar boven op alle obstakels die dat verhinderden, kwamen die Vermeerpop en de Overmarsvlag te hangen. Bij FC Volendam eten de spelers plantaardig, dat is zeer verleidelijk. Mijn hart ligt sowieso bij Forest Green Rovers, daar eten ze zelfs in de kantine geen dieren, maar FGR is buitenlands, dus die telt niet.

De afgelopen jaren dacht ik steeds vaker aan Feyenoord. Het was alsof een voetbalclubcupido me „Feyenoord, Feyenoord” influisterde. De Feyenoordsupporters die ik ken, zijn sympathieke, intelligente mensen. Het clubdefaitisme is hartverwarmend, wie smelt niet bij de zin: „Feyenoorsupporter ben je niet voor de lol.” In een lege Kuip mocht ik ooit een gedicht voordragen, dat mocht bij andere clubs nooit en toen ging Arne Slot er ook nog naartoe. Na dertig jaar zoeken naar de ware, had ik misschien mijn club gevonden. Ik kwam dichterbij en zag de agressie naar de Roze Kameraden, de bedreigingen naar Ahmed Aboutaleb en die onbeteugelde haat naar Steven Berghuis, de vroegere bloedgabber die de euvele moed had bij de rivaal te gaan spelen.

Supporters die zo agressief reageren op wat hen niet zint, zijn als bezitterige ouders; van die onderdrukkende types die eisen dat wie in de buurt van hun oogappel komt, precies is zoals zij zijn. „Met die mag je niet omgaan, want die is homo.” „Met die mag je niet praten want die is raar.” „Die verrader die met die griet uit het naburig dorp gaat, meppen we als hij terugkomt in elkaar.”

Dat arme kind kan nooit de vleugels uitslaan, laat staan nieuwe vrienden maken. Feyenoord is een prachtig schepsel, maar die ouders, man, man, man, wat een tirannen zijn dat. Het kind durft er niet tegen op te staan, de directie van de school durft niks te zeggen en de rest van de familie laat het afweten. Elf van die ouders, allemaal mannen van rond de dertig jaar, werden vrijdagochtend opgepakt, toch waren er nog genoeg op straat om het kind zondag achter een beschermend net te laten spelen. Een net als een cocon die het kind tegen de ouders moest beschermen.

Carolina Trujillo is schrijfster.

Lees verder…….