Column | Moederliefde (2)

Als ze blij is, radslagt ze voor me uit. Niet doen, zou ik kunnen zeggen, de straat is vies. Ik laat haar. Ze kijkt niet om, ze radslagt door tot ze bij een paaltje is. Ze doet de bokkensprong. Ze klimt, ze balanceert. Ik kijk naar haar zoals ze bezig is. Haar gezicht geconcentreerd, de lippen een stukje van elkaar als ze voetje voor voetje over een heel dun randje loopt. Ze is net zes. Ze deed ooit mee aan een turnles, maar moet van ons eerst haar zwemdiploma halen. Nu is elk stoeprandje, elk hek een turntoestel.

Als ze boos is, dan loopt ze, met grote stappen bij me weg. Ze kijkt niet om. Dwars is ze. Ik roep dat ze moet wachten in het drukke stadsverkeer. Ze rent nu, en ik roep: de auto’s, al die auto’s, kijk nou uit. Nog dwarser steekt ze toch over. Even later zit ik op mijn hurken voor haar, hijgend. „Als ik boos ben, is dat vaak omdat ik bang ben” – mijn stem klinkt nog hard en hoog van de paniek. Ze huilt. Ze is nog steeds dwars, loopt weer van me weg, maar rustiger. Ze blijft binnen een bereik waarvan ze weet dat ik het acceptabel vind. Ik laat haar, en kijk naar het koppige meisje. Dat ranke lijfje. Ze kraakt herfstblaadjes onder haar voeten, en ontspant.

Al mijd ik het gewone nieuws, ook tot het sportnieuws dringt het door. Aanslag in Brussel voor de wedstrijd België – Zweden. Twee mensen dood. Voetballers op non-actief omdat ze te veel zouden sympathiseren met Hamas. Voetbalwedstrijden voorlopig allemaal buiten Israël gespeeld.

Ik kan dat ene doeltje niet vergeten, omgeschopt in het gras; een van de minst gruwelijke beelden, en toch denk ik er telkens aan. De kinderen die daarmee speelden, droomden van de toekomst met een bal aan hun voet. Kinderen die balanceerden op stoeprandjes en aan hekken hingen, terwijl ook hun ouders keken. Ik kan het denken alleen stoppen door naar haar te kijken, geconcentreerd te bestuderen wat ze doet.

En als ik dan heel even niet kijk, hoor ik haar stem: „Mama, help me!” Ze hangt op de kop, aan een rekstok twee keer zo hoog als zij. De stang in haar knieholtes, armen recht naar beneden en een grijns op haar gezicht. Een ouder echtpaar op een bankje aanschouwt het met open mond. Ze krult haar bovenlijf omhoog, ze is zo sterk en ze weegt niks, ze pakt de stang weer, doet een halve koprol achterover en zegt dat ik haar nu vangen moet. Vliegensvlug klimt ze opnieuw omhoog, gaat aan de rekstok hangen, spant buikspieren aan en zwiert haar benen moeiteloos omhoog. Weer hangt ze op de kop. Schaterlachend.

Ik probeer nooit bang te zijn, niet als ze met een rokje dat zomaar kan blijven haken bokje springt, niet als ze over een gevaarlijk randje balanceert, niet als ze op de kop aan een veel te hoog klimrek hangt. Het helpt, dat kijken, de wereld buitensluiten en alleen maar kijken naar wat ze doet. Dat kleine lijfje dat al zoveel wil en zoveel kan. Het helpt niet, dat kijken, helemaal niet zelfs. Het nieuws sijpelt onhoudbaar binnen door de kiertjes, juist omdat ik zoveel kijk. Alles is er deze dagen mee doordrenkt.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.