Column | De reuzenpassen van Femke Bol

Marijn de Vries

Met een rolmaat in de hand loop ik op blote voeten de tuin in. Het is vroeg, het gras is nog nat. Twee meter rol ik uit, vanaf het terras. Bij het einde leg ik een bal van de kinderen. Ik meet twee meter verder. Daar leg ik een skateboard. Nog twee meter verder. Daar lag de tuinsproeier al. Nog twee meter verder dient het huisje van de rolmaat als voorlopig einde.

Met een aanloop probeer ik vier passen te maken die precies uitkomen bij de bal, het skateboard, de sproeier en de rolmaat. Het lukt niet. Ik probeer het nog eens. En nog eens. Bij de vierde keer haal ik het bijna, maar stoot ik mijn tenen zo hard tegen de sproeier dat ik even pauze moet nemen om de pijn weg te knarsen.

Passen van twee meter, die zijn niet te maken. Althans, niet door mij. De passen van Femke Bol zijn nog langer. Langer dan twee meter, als ze hordeloopt. Vijfendertig meter staan de horden uit elkaar. Vijftien passen neemt ze tussen elke horde. Vierhonderd meter lang zet zij passen waarvan ik er niet eens vier kan nemen. Ik had die illusie ook echt niet. Maar soms helpt het om het onvoorstelbare voorstelbaar te maken, om nog dieper door te laten dringen hoe onvoorstelbaar knap het is.

Als ik dit schrijf, weet ik nog niet of ze gewonnen heeft. Of ze Europees kampioen op de 400 horden geworden is. Ik hou van deze uren. Het vacuüm vol verwachting. Femke doodt deze gestolde tijd met dutjes. En met haar plan over lopen in haar hoofd. De puzzel leggen. Nog eens, en nog eens. Tot ze hem van buiten kent.

Hordelopen lijkt wel een contradictio in terminis. Elke pas moet tegelijkertijd overdacht en op instinct worden genomen. Vlammen en nadenken gaat niet samen, eigenlijk. Helemaal niet als je ook nog eens verzuurt. Bij elke pas verandert het gevoel in je benen, telkens komt er een scheutje pijn bovenop. Blijf dan maar eens constant als een metronoom. Soms lukt dat. Soms ook niet. Wat doe je dan? Femke heeft voor elk scenario een plan. Voor niet goed uitkomen voor de horde. Voor niet perfect landen om verder te vlammen. Voor niet die vijftien passen kunnen nemen. En telkens is er die split second waarin ze instinctief beslissen moet: wat doe ik? Voor ze heeft kunnen beslissen, is het moment eigenlijk alweer voorbij.

Hordelopen is een sport voor denkers, voor puzzelaars. Een race valt als Tetris-blokjes in elkaar, steeds sneller – je kunt nauwelijks nog reageren, terwijl je toch reageren moet. En hordelopen is een sport voor sadomasochisten. De pijn die zich opbouwt in vierhonderd meter, is immens. Femke traint daarop. Het zijn trainingen om bang voor de worden. Weten dat je pijn gaat lijden, dat je lichaam schreeuwt om stoppen. En dan toch doorgaan. Dan vind je pijn gewoon heel lekker. Dat kan niet anders.

Ik neem nog een keer een aanloop, en met een poging tot reuzenpassen kom ik via de bal, het skateboard en de sproeier in vier sprongen bij de rolmaat uit. Ik bal mijn vuist. Stel je toch eens voor dat je dit kunt, als allersnelste, vierhonderd meter lang. Dat komt dichter bij vliegen dan bij lopen. Wat een immens machtig gevoel moet dat zijn.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.

Lees verder…….