‘Bram, moeten renners na een zware val niet gewoon afstappen?’

Hersenschade in de sport Oud-prof Bram Tankink maakt zich tijdens de koers zorgen over de veiligheid van wielrenners, vooral over hun brein. In neuroloog-intensivist Marcel Ariës heeft hij een bondgenoot. Een gesprek.

Bram Tankink (rechts) na een valpartij in 2017 tijdens de voorjaarskoers Kuurne-Brussel-Kuurne.
Bram Tankink (rechts) na een valpartij in 2017 tijdens de voorjaarskoers Kuurne-Brussel-Kuurne.

Foto Tim De Waele

Oud-profwielrenner Bram Tankink en neuroloog-intensivist Marcel Ariës zitten tijdens wielerwedstrijden vaak te appen. Zie je die valpartij? Kan die renner nog rechtop lopen? Waarom stapt hij weer op? Is dat nou wéér dezelfde renner die daar ligt?

Tankink denkt bij zware valpartijen vaak aan zijn eigen carrière. Dat hij tijdens Luik-Bastenaken-Luik in 2015 hard viel en wakker werd in de auto van een toerist. Dat hij graag een MRI-scan wilde laten maken in het ziekenhuis, maar dat zijn ploeg dat niet nodig vond. Dat zijn vrouw hem vervolgens maar naar het ziekenhuis heeft gereden om de scan te maken.

Het was – toevallig – het ziekenhuis waar Marcel Ariës werkt, het Maastricht Universitair Medisch Centrum. Ariës behandelt er slachtoffers van ongelukken die een zwaar hersentrauma hebben opgelopen. Hij ziet wekelijks hoeveel schade dat kan toebrengen. Ariës is wielerliefhebber, maar kan soms moeilijk naar de koers kijken, omdat hij vindt dat in het wielrennen veel te laconiek wordt omgegaan met de veiligheid van renners – vooral nadat zij met hun hoofd op hoge snelheid het asfalt of de grond hebben geraakt.

Tankink stopte in 2018 met fietsen. Daarna hebben de oud-renner en de arts elkaar gevonden. Ze trekken sindsdien samen op om fietsen veiliger te maken. Ze houden praatjes over beter beschermende helmen, maken zich zorgen over dodelijke fietsongevallen op de weg en willen financiering regelen voor studies naar hersenletsel in en buiten de sport.


Lees ook: hoe sportbonden wegkijken van hersenletsel – een onderzoeksartikel van NRC

De afgelopen anderhalf jaar publiceerde NRC een serie verhalen over hersenletsel bij sporters. Onlangs werd ontdekt dat na zijn overlijden een hersenziekte is gevonden bij de Nederlandse voetballer Wout Holverda. Hij werd ernstig dement. De artsen vonden – voor het eerst bij een Nederlandse sporter – een hersenziekte (CTE) die werd veroorzaakt door zijn voetbalcarrière. Daarin speelden kopballen een belangrijke rol. Eerder werd hersenletsel gevonden bij honderden American footballspelers, rugbyers, ijshockeyers en andere sporters – allemaal veroorzaakt door klappen tegen hun hoofd. Sommigen werden heel jong dement en stierven aan de ziekte.

Aríës en Tankink namen naar aanleiding van de artikelen contact op. Ze maken zich zorgen over valpartijen in het wielrennen, hersenletsel en – vooral – een cultuur in het wielrennen waarin lijden en nooit opgeven wordt verheerlijkt. Een gesprek.

Bram Tankink: „Ik heb tijdens mijn loopbaan vaak stilgestaan bij hersenbeschadiging. Dat komt doordat ik enorme last heb van oorsuizen. Een piep in mijn hoofd die al jaren niet verdwijnt. Dat is begonnen na een harde valpartij in de Ronde van Polen, jaren geleden alweer. Ik viel keihard, plat op mijn hoofd, mijn helm was in tweeën gebroken. Ik ben een tijdje out geweest. Niet lang daarna begon dat oorsuizen. Bij onderzoek werd het geweten aan gehoorschade, maar ik heb me nooit aan de indruk kunnen onttrekken dat het met de valpartij te maken had. Na mijn actieve carrière is het ook minder ernstig geworden.”

Marcel Ariës: „Ik wist dat Bram dit had meegemaakt. Daarom heb ik hem benaderd na zijn wielercarrière. Of hij eens wilde praten over veiligheid van wielrenners en hun brein. De wielerunie UCI heeft pas sinds vorig jaar een protocol voor het omgaan met hersenschuddingen, terwijl die staan voor tussen de 1,2 en 9 procent van de wielerblessures. In het wielrennen worden extreme risico’s genomen. Renners zitten vaak meteen weer op de fiets na een harde val. Terwijl niet duidelijk is of ze hersenletsel hebben opgelopen.

„Bij hersenletsel is aan de buitenkant vaak niets te zien, terwijl je als kijker wel ziet met wat voor enorme klap die renners op de grond smakken. En dan weer met hoge snelheid een afdaling in. Onverantwoord, vind ik, voor de renner zelf én voor collega’s in het peloton.”

Hoge hartslag

Tankink: „Na die val in Polen ben ik ook weer opgestapt. Toen werd ik zo duizelig dat ik moest afstappen. Dat moest ik trouwens zelf aangeven. Daarna heb ik thuis even veel last gehad van mijn hoofd, maar na twee weken ging ik weer koersen. Kan wel weer, dacht ik. Nou, mijn hartslag was hoger dan ooit – op een klein klimmetje. Toen ben ik maar weer afgestapt. Rust genomen en daarna begon die piep in mijn oor. In 2015 ben ik dus nog een keer gevallen in Luik-Bastenaken-Luik. Toen zei de teamarts dat ik niet buiten bewustzijn was geweest. Nou, ik wist echt niet waar ik was. Het punt is: er wordt zó vaak laks gereageerd op dit soort incidenten.”

Ariës: „Dit lijkt erg op het verhaal van de jongste renster Jip van den Bos. Zij vertelde vorig jaar in Trouw over haar hersenschudding en maandenlange revalidatie. Ze noemde hersenletsel een taboe in het wielrennen. Daar ben ik het wel mee eens.”

Tankink: „Als renner wil je heel graag. Die valpartij in Luik-Bastenaken-Luik was in april. Toen had ik een zware hersenschudding. Maar ik wilde naar de Tour de France die zomer. Dus ik negeerde gewoon mijn hoofdpijn en ging op hoogtestage. Ik heb daarna een burn-out gekregen, waarschijnlijk ook door die onwaarschijnlijke druk om te presteren. Die leg je jezelf op, maar het zit hem ook in de wielercultuur.”

Vitale structuren

Ariës: „Ingewikkeld is ook dat je nooit weet hoe groot de schade is. Je kunt in een massasprint met tachtig kilometer per uur vallen en niets mankeren aan je hoofd. Maar je kunt ook langzaam rijden, vallen en dan veel meer schade hebben. Het ligt eraan hoe je valt, hoe goed je helm beschermt, welke vitale structuren in de hersenen worden geraakt. Je kunt wel testjes doen langs de weg, om je reactiesnelheid en dergelijke te meten. En natuurlijk scans, maar dan moet je uit koers. Ik vind het wel schokkend dat Bram zegt hij moeite moest doen om überhaupt een scan te krijgen. In bijvoorbeeld de motorsport is al veel langer duidelijk dat hersenletsel een serieus probleem is en dat de sporter na een klap tegen het hoofd minder reactievermogen heeft. In Cambridge, het Verenigd Koninkrijk, loopt een studie [RESCUE-racer] bij autoracers waarbij verplichte rustperiodes ingesteld worden na afwijkende reactietesten. Dit onderzoek zou ook heel nuttig zijn voor de wielersport.”

Tankink: „Het moeilijke is dat je als held wordt gezien op het moment dat je met verschrikkelijk zwaar letsel weer op de fiets stapt. Schade in je hoofd zie je niet, dus als je dan stopt ben je per definitie een aansteller.”

Ariës: „Ik herinner me dat Romain Bardet in de Tour de France van 2020 bijna honderd kilometer doorreed met een hersenschudding. Hij kon bijna niet op zijn benen staan. Daarna is dat hersenschuddingprotocol er ook gekomen. Het idee is dat de mensen die als eerste ter plekke zijn na een crash – artsen, mecaniciens, ploeggenoten – symptomen van een hersenschudding leren herkennen. Dan kan een ploegarts de renner zo nodig uit koers halen. Ik vraag me af of het genoeg is. Zou je niet moeten zeggen: als je valt, is het klaar? Een heel zware maatregel, maar dat zou wielrenners wel te denken geven. Misschien nemen ze dan minder risico’s. Als je echt iets wil bereiken …”

Broodroof

Tankink: „Als wielrenner vind ik dit heel moeilijk. Ik snap je punt, maar het is ook broodroof. Stel dat ik door iemand met een bord langs de kant in de berm val, zonder dat er iets aan de hand is … dan zou ik moeten stoppen? Gebeurt dat de eerste dag van de Tour, dan lig ik eruit. Dan zijn de consequenties voor mij als renner heel groot. Dan heeft het weinig zin om je überhaupt nog voor te bereiden op dit soort wedstrijden.”

Ariës: „Dan zullen we tot een middenweg moeten komen. Bijvoorbeeld: een valpartij én sensoren op je pak of helm die de impact aangeven. Als die boven een bepaalt niveau komt, zou je moeten stoppen. Dan zou misschien iedereen er vrede mee kunnen hebben. Soms zie je achteraf als renner, en als ploeg, pas hoe hard je eigenlijk bent gevallen.”

Tankink: „Daar zou je over na kunnen denken, inderdaad. Ik herinner me een etappe uit de Tour van 2012 met een enorme valpartij. Wout Poels lag toen nog een tijd op de intensive care. Tientallen renners verlieten de Tour, maar de meesten probeerden nog even verder te fietsen. Bij zulke impact kun je zeggen: uit bescherming van de renner halen we je uit koers. Maar je zag dat in die Tour ook Robert Gesink afstapte. Hij werd weggezet als aansteller, best een stigma voor zijn carrière. Terwijl hij verschrikkelijk was gevallen. Uiteindelijk is het alleen maar goed als een renner grenzen aangeeft. Want elke renner heeft wel een moment waarvan hij denkt: hier ben ik echt te ver gegaan.”

Lees verder…….