Bij de vrijwillige brandweer: ‘Met mijn maten kan ik de hele wereld aan’

Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: bij de vrijwillige brandweer.



Foto Folkert Koelewijn

Terwijl zijn collega’s uitrukken voor een brand in een papiercontainer bij de Jumbo, vertelt Gideon Harms (40) over zijn werk bij de vrijwillige brandweer van Naaldwijk. Niet iets wat je even ‘erbij doet’. De opleiding duurt twee jaar, er komt veel theorie bij kijken en oefeningen in brandbestrijding, hulpverlening, het gebruik van blusslangen, warmtebeeldcamera’s enzovoort. Harms: „Je leert hetzelfde als een professionele brandweerman.” Er gaat veel tijd en energie in zitten, en je weet nooit wanneer je op moet. „Bij een Prio 1-melding heb je vier minuten om naar de kazerne te komen en uit te rukken.” Toch ziet hij uit naar de wekelijkse oefenavond: „Ik zie het als iets voor mezelf.”

Op zijn 22ste zat hij met vrienden in een restaurant spareribs te eten, die dropen van het vet. Een servetje belandde in een brandende kaars en het tafelkleed vatte vlam. Harms bluste het brandje met een glas water. „Dat gaf gek genoeg een goed gevoel.” De volgende ochtend lag er een wervingsbrief van de vrijwillige brandweer op de mat, „alsof het zo moest zijn”. Op de open dag was hij verkocht. „Ik was jong, ik vond het spannend. Maar ik voelde ook dat je echt iets kon betekenen.” Hij zoekt even naar woorden: „Het is mooi gehoor te geven als er een beroep op je wordt gedaan.”

Harms haalde slachtoffers uit auto’s, hielp een grote brand bij een sloopbedrijf naast een woonwijk te blussen, en deed veel ‘afhijsingen’. „Met een hoogwerker haal je mensen uit hun huis: hoogzwangere vrouwen, mensen die een beroerte hebben gehad. Face to face in een bakje met iemand die ernstig gewond is, dat maakt indruk.”

Rondleiding door de kazerne. In de uitrukhal waar de brandweerwagens staan is een oefening met gevaarlijke stoffen bezig. We zijn niet welkom: „Nu even weg jongens, we zitten er middenin.”

„Goed dat je het aangaf”, zegt Harms tegen zijn collega. Brandweerman zijn is serious business. Harms is met z’n gezin dicht bij de kazerne gaan wonen, en sprak met zijn werkgever – hij is planner bij Nutricia – af dat hij weg mag als hij opgeroepen wordt. „Ik leg mijn kleren naast mijn bed zodat ik ze snel kan aantrekken.”

Bij de vrijwillige brandweer krijg je een leuke vergoeding, vertelt Harms, maar daar gaat het hem niet om. Dit werk is „een uitlaatklep”. Als we in de brandweerwagen door donker Naaldwijk crossen om de blustank te vullen, proeven we het machtige gevoel – denk sirenes, manshoge vlammen. „Met mijn maten kan ik de hele wereld aan.”

Dat sociale kan Harms ook kwijt in personeelsvereniging De Martin-Horns, vernoemd naar de brandweersirenes. „Ik hou van het groepsgevoel.” Na het werk is er een biertje met een bitterbal of een vlammetje. Aan de zelfgetimmerde bar (met oude brandweerhelmen als lampen) houdt hij een toespraak voor Remon Geurts die bij een brandweerwedstrijd de prijs voor de beste chauffeur won. „Mooi hè? De dinsdag is heilig voor me.”

Lees verder…….