Anja Meulenbelt: ‘Waarom is het passen op de kinderen van anderen wel werk, en op je eigen kinderen niet?’

Anja Meulenbelt : „Sommige vrouwen hebben de neiging om moederschap en vrouwelijkheid te gaan overwaarderen, juist omdat het in onze samenleving ondergewaardeerd wordt.”


Foto Frank Ruiter

Interview

Feminist Anja Meulenbelt mist in de discussie over werkende ouders de vraag wie er voor de kinderen zorgt. „Dat is niet verschoven van vrouwen naar mannen, maar van vrouwen naar vrouwen.”

Het gesprek met Anja Meulenbelt stopt al na een paar minuten. „Ik vind het toch gek hoor. Waar is ze nou?” Meulenbelt, boegbeeld uit de tweede feministische golf, is een poes kwijt. Binnen rent Max, pikzwarte kater, miauwend rond. Maar waar is zijn tweelingzus, Lotje Linker Sok?

We zijn hier om te praten over haar nieuwe boek Alle moeders werken al. Maar zorgen over de poes drukken alle concentratie voor feminisme en werkende moeders weg. „Hebben jullie mijn kat gezien?”, vraagt Meulenbelt (77) aan de bouwvakker die op de galerij voor haar flat de vloer aan het egaliseren is. Ze stapt over de bouwspullen heen naar buiten.

Dus loopt de verslaggever, zelf geen kattenbezitter, vervolgens alleen rond door het Amsterdamse appartement van Meulenbelt, amateuristisch lokgeluidjes makend. Op de knieën om onder de zwarthouten boekenkasten te kijken: geen beweging. Dan maar een blik op de boeken zelf. Die reflecteren ruim een halve eeuw activisme en schrijverschap. Anderhalve kast is ingeruimd voor de boeken over Palestina en Israël, links ervan staan de publicaties over racisme. Aan de andere kant van de kamer de boeken over feminisme. Van Damn, Honey tot Simone de Beauvoir: alle klassiekers, recent en oud, staan erin.

Een paar planken zijn ingeruimd voor haar eigen boeken, nu 51 in totaal. Later zal Meulenbelt daarover zeggen: „Zo moeilijk is het niet hoor. Zoals Vestdijk eens zei over schrijven: je kunt er gewoon bij blijven zitten.” De schaamte voorbij, de autobiografische roman waarmee Meulenbelt midden jaren zeventig in één klap een belangrijke stem in de tweede feministische golf werd, staat in verschillende edities op de plank, en in alle elf de vertalingen. In dat boek schrijft Meulenbelt over haar „feministische bewustwording”, over de ongeplande zwangerschap op haar zestiende, het ongelukkige en gewelddadige huwelijk waarin ze vervolgens belandt en haar uiteindelijke ontsnapping daaruit.

Op het moment dat Meulenbelt haar appartement weer binnenstapt, zonder poes, horen we gemiauw. Kordaat trekt ze een grote keukenla open: en já hóór, daar is Lotje. Vlug trekt Meulenbelt haar eruit.

Dan kunnen we nu echt van start.

Met Alle moeders werken al begeeft Meulenbelt zich op bekend terrein. Jarenlang schreef ze nauwelijks over feminisme, een enkele ingezonden brief daargelaten. „Ik had alles wel gezegd.” Maar ze vond het tijd om zich weer in het debat te mengen. Nog altijd ligt het zwaartepunt van het emancipatiedebat in Nederland namelijk rondom die in deeltijdwerkende vrouw. De cijfers zijn bekend: ongeveer driekwart van de Nederlandse vrouwen werkt in deeltijd, tegenover een kwart van de mannen. Dat maakt vrouwen volgens sommige feministen tot verwende prinsesjes. Of ze zijn, in minder scherpe bewoordingen, op zijn minst onverstandig, omdat ze vaak financieel afhankelijk zijn van hun partner. Een groot deel van de vrouwen kan zelf niet de broek ophouden als ze er alleen voor komen te staan. Steeds opnieuw bekritiseren opiniemakers – het afgelopen decennium bijvoorbeeld alleen al Heleen Mees, Elma Drayer, Liesbeth Staats, Sander Schimmelpenninck – daarom de ‘achterlijke’ Nederlandse traditie van een halve baan.

Nu ís die financiële onafhankelijkheid van vrouwen ook een probleem, vindt Meulenbelt. Maar met de vaak aangedragen oplossing – méér gaan werken, liefst voltijds – is ze het niet eens. Met haar boek verzet Meulenbelt zich tegen de gedachte dat emancipatie inhoudt: een voltijds baan hebben. „Vrouwen moeten werken alsof ze geen kinderen hebben en hun kinderen verzorgen alsof ze geen werk hebben”, zo verwoordt ze haar bezwaar. Wie betaald werk tot het summum van emancipatie maakt, onderwaardeert zorg en huishouden, aldus Meulenbelt, en vergeet naar klassenverschillen te kijken.

Had u ‘Alle moeders werken al’ ook in de jaren zeventig kunnen schrijven?

„Destijds hebben wij feministen iets over het hoofd gezien. We waren er in die jaren vooral mee bezig dat we als vrouwen niet vastgezet wilden worden op het moederschap. We deden allemaal ontzettend ons best om daar uit te komen. We hebben hard gewerkt om ervoor te zorgen dat vrouwen ook aan het werk konden. En daarbij zijn we iets vergeten.”

Namelijk?

„Het moederschap zelf, de zorg voor de kinderen. We hebben niet bedacht wat een geëmancipeerde visie op moederschap is. Wat is de consequentie als wij met z’n allen, vrouwen én mannen, richting volle banen gaan? Dan blijft er te weinig ruimte voor zorg.”

Maar kinderen kunnen naar de kinderopvang, voor het huishouden is hulp in te huren.

„Voor hoogopgeleide vrouwen is dat inderdaad een optie. Zij kunnen een volle baan hebben omdat ze een flink deel van de zorg en het huishouden overhevelen naar laagbetaald werk voor laagopgeleide vrouwen. Excuseer het ‘hoog en ‘laag’, het is lastig over klasse te praten zonder waardeoordeel. In boeken over het feminisme zijn de vrouwen die de zorg doen altijd anoniem, ze hebben geen naam: het is de hulp, oppas, schoonmaker. Het zijn vrouwen die zelf geen hulp kunnen betalen. De zorg is niet verschoven van vrouwen naar mannen, zoals we hoopten. Maar van vrouwen naar vrouwen.”

„Hoogopgeleide vrouwen kunnen een volle baan hebben omdat ze een flink deel van de zorg overhevelen naar laagbetaald werk voor laagopgeleide vrouwen”

Zijn mannen dan niet meer gaan doen thuis?

„Ik dacht dat als vrouwen meer buitenshuis zouden gaan werken, mannen vanzelf meer binnenshuis zouden gaan doen. Dat was een absolute vergissing. Nu wist ik wel dat het niet helemaal vanzelf zou gaan, dat mannen een zetje nodig zouden hebben. Misschien een naïeve gedachte. Ook nu nog zeggen vrouwen en mannen de zorg en het huishouden weliswaar gelijk te willen verdelen, maar lukt dat maar bij een klein deel van de heterostellen. Ze lopen blijkbaar toch aan tegen vastzittende ideeën over rolverdeling.”

Over die verschuiving tussen vrouwen: ook voor de kinderen van de oppas en de schoonmaker is er toch kinderopvang, straks zelfs bijna helemaal gratis.

„Je hebt toch geen kinderen om die alleen maar uit te besteden? Waarom zou je kinderen hebben als je daar niet een redelijk deel van je tijd aan wilt besteden?”

Sommigen zullen daarop zeggen: ik zorg toch ook voor mijn kinderen als ik geld voor ze verdien?

„Dat is het model van de mannen, ja. Maar stel dat mannen en vrouwen allemaal zo gaan leven. Wat is dat voor leven? Staan wij daar echt achter? Waarom is het passen op de kinderen van anderen wél werk, en op je eigen kinderen níét? Daar zit een gekke tegenstrijdigheid.”

Niet dat Meulenbelt terug wil naar het kostwinnersmodel van de jaren vijftig en zestig, waarbij de man het geld verdient en de vrouw verantwoordelijk is voor kinderen en huishouden. „Niet te geloven hoe achterlijk dat allemaal was”, zegt Meulenbelt. „Vrouwen mochten ontslagen worden als ze trouwden of op zijn laatst als ze kinderen kregen. Ze mochten geen contracten tekenen. Dat bestond allemaal nog in míjn leven.” Eén voordeel had de tijd waarin het kostwinnersmodel gangbaar was wél, vindt ze: „Eén loon was voldoende om een gezin van te onderhouden, ook als arbeider. De samenleving voelde zich verantwoordelijk voor kinderen. Nu is zorg een privékwestie geworden.”

De consequentie van dat „neoliberale denken”? Dat het óók je eigen schuld is geworden als het combineren van betaald werken en zorgen niet lukt, schetst Meulenbelt. Je wilde toch zélf kinderen? Intussen bezuinigde de overheid de afgelopen decennia op allerlei sociale voorzieningen.

Daar zijn vooral alleenstaande moeders de dupe van, zegt Meulenbelt. Is het als stel al lastig om alles rond te breien, voor degenen die er alleen voor staan is kostwinner én ouder zijn zo mogelijk nog moeilijker. Veel alleenstaande moeders leven op of onder de armoedegrens. Zij zijn niet geholpen bij het dwingende advies ‘gewoon’ wat meer uren te gaan werken. In haar boek schrijft Meulenbelt, zelf ooit alleenstaand moeder: „Ze hebben een inkomen nodig, een oppas, werk dat te combineren is, de bijstand moet worden aangepast, dat bizarre toeslagensysteem moet anders, maar daarnaast hebben ze erkenning nodig dat kinderen op de wereld zetten belangrijk is. Ze willen waardering, geen straf.”

Meulenbelt schenkt nog wat thee bij, lichtoranje van kleur, hij ruikt naar rozen. „Geparfumeerd. Les Invités, heet het. Hele chique, hartstikke dure thee. Ik fiets er speciaal voor naar de Beethovenstraat. Die gewoonte stamt nog uit een tijd dat ik meer geld verdiende.”

Meulenbelt gaf jarenlang lang les in hulpverlening en verdiende daarnaast geld met het schrijven van boeken. Vroeger een lucratievere bezigheid dan nu. „Vrijwel al mijn boeken werden vertaald, met name in Duitsland. Daar hield ik veel lezingen, dat was zo duizend mark per keer. Dat hield op toen ik over Palestina begon te schrijven.” Haar uitgever durfde het niet aan, zegt ze, een boek over Palestina uitgeven in Duitsland, bang voor beschuldigingen van antisemitisme. „Als ik rijk had willen worden, had ik dat niet moeten doen.”

Over haar pensioen dacht ze nooit echt na, ze vertelt het zonder spijt. „Vroeger liet je zien dat je links was door op een matras op de grond te slapen. Ik zat toch een beetje in een bohemien, hippieachtige omgeving.” Al kocht ze met het geld dat haar bestseller De schaamte voorbij opleverde een „huisje” in de Jordaan.

Dat huis verkocht ze alweer jaren geleden, omdat ze met haar toenmalige man in een huurhuis ging wonen. Een scheiding verder bleek terugkeren naar de koopmarkt te duur. Meulenbelt woont nu in een sociale huurwoning, in een complex voor ouderen. „Het is een soort woongroep. Wij zorgen ervoor dat oudere mensen niet zo snel opgenomen hoeven worden, want we regelen veel onderling.” Ze heeft er geluk mee gehad. „Als ze me hier niet hadden aangenomen, had ik uit Amsterdam moeten vertrekken.”

Meulenbelt behoorde in de jaren zeventig tot de ‘soc-fem’, de socialistische feministen. Nog altijd klinkt in haar ideeën voor een betere wereld die achtergrond door. Marx haalt ze een paar keer aan tijdens het gesprek. Dit is hoe volgens haar een ideale werkweek voor vrouwen én mannen er uit zou zien: „Bijvoorbeeld een kwart van de tijd voor betaald werk, een kwart voor zorg, een kwart opleiding, en een kwart om te doen waar je zelf zin in hebt.”

Maar als we allemaal een stuk minder gaan werken, wat doet dan met economische groei? Die hebben we toch nodig om onze welvaart te behouden?

„Nee, de wereld gaat kapot aan dwangmatige groei. Wat ik zeg is: laten we onze verbeelding weer gebruiken. Wat zouden we doen als we niet moesten werken voor de aandeelhouders? Wat als wij gezamenlijk de aandeelhouders waren, wat zouden wij dan beslissen? Het is een kapitalistisch idee dat we onze welvaart alleen maar kunnen handhaven door te blijven groeien. Nu halen mensen veel voldoening uit consumptie, nieuwe iPhones, twee keer per jaar met vakantie. Kan dat niet anders? Stel dat we meer voldoening halen uit werk. Uit dingen doen met mensen samen. Misschien een naïeve gedachte, maar ik denk dat het het proberen waard is.”

Foto Frank Ruiter

In uw boek pleit u ook voor een herwaardering van het moederschap. En vaderschap dan?

„Ik ben heel erg voor betrokken vaders, daarom besteed ik ook een hoofdstuk aan ze. Het is niet alleen voor de gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen belangrijk om betaald werk en zorg beter te verdelen. Ik vind het ook belangrijk dat kinderen leren dat mannen net zulke liefhebbende en zorgende mensen kunnen zijn als vrouwen.

„Het is me alleen duidelijk dat we niet op ze kunnen gaan zitten wachten. Als dit na een halve eeuw emancipatie de oogst is, dan is dat gewoon te weinig.”

Toch klinkt het herwaarderen van ouderschap, en moederschap in het bijzonder, snel nogal conservatief.

„Ik wil vrouwen absoluut niet terugschuiven naar een vrouwelijk getto. Het is absurd om te verwachten dat vrouwen alléén maar leven voor het hebben van kinderen. Sommige vrouwen hebben de neiging om moederschap en vrouwelijkheid te gaan overwaarderen, juist omdat het in onze samenleving ondergewaardeerd wordt. ‘Wij zijn zo bijzonder, wij dragen de kinderen, wij zijn godinnen, dat soort dingen.’ Dat soort ‘mooie vrouwelijkheid’ is per definitie niet weggelegd voor vrouwen die hotelkamers schoonmaken. Die hebben daar helemaal geen tijd voor.

„Zonder het te verheerlijken wil ik kunnen zeggen dat moederschap belangrijk is, dat daar plaats voor moet zijn, waardering. Ik zou willen dat we werkelijk een balans vinden, dat het krijgen van kinderen niet zo ontzettend ten koste van de vrouwen gaat. Dus ik pleit voor een nieuwe visie op moederschap, op ouderschap, op zorgen.”

Hoe kijkt u zelf op het opvoeden van uw kind terug?

„Ik heb echt te weinig tijd aan mijn zoon besteed. Toen hij jong was, hij is nu bijna zestig, had ik zoveel te doen. Ik moest mijn opleiding doen, geld bijverdienen. En ik wilde dringend actief worden als feminist. Na de burgerlijke opvoeding die wij feministes thuis hadden gehad, was onze opvatting: we laten onze kinderen vrij. Later heb ik het daar nog eens met hem over gehad, dat het volgens mij toch wel neerkwam op een zekere verwaarlozing. Dat beaamde hij, al neemt hij me het niet kwalijk. Hij snapt het wel. Zelf heeft hij besloten geen kinderen te krijgen. Dat vind ik wel jammer, ik had wel een herkansing willen hebben. Een beetje meer tijd willen hebben voor de kleinkinderen dan ik voor hem had toen hij klein was.”

Lees verder…….