Nederlandse baanrensters: ‘Wij doen het vooral voor ons onszelf’

De Nederlandse baanwielrensters Kyra Lamberink, Steffie van der Peet en Hetty van de Wouw zijn net aan het uitleggen hoe het is om in dezelfde selectie te trainen als de mannen, als hun verhaal wordt onderbroken door de eerste tonen van het Wilhelmus.

Even verderop in Omnisport in Apeldoorn staan hun mannelijke landgenoten voor de huldiging voor het onderdeel teamsprint op de hoogste tree van het podium, een Europese kampioenstrui om de schouders en een gouden medaille om de nek. Als de vlaggen zijn gehesen en de muziek is gestopt, valt het even stil. Dan zegt Van de Wouw, met een bronzen medaille in haar handen: „Dat wil ik ook weer een keer.”

De vrouwen weten hoe het is, want ze stónden er drie jaar geleden. In 2021 werden de Nederlandse baanwielrensters Europees kampioen op de teamsprint. In 2018 pakten ze zilver bij de WK. Deze EK in eigen land werden ze woensdagavond voor het tweede opeenvolgende jaar derde, achter Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. „Dat Duitse volkslied ken ik nou wel”, verzucht Van der Peet na de podiumceremonie.

Het valt misschien niet zo op in de nabijheid van de onaantastbaar ogende mannen, regerend wereld- en olympisch kampioen, en in Apeldoorn voor de zesde keer in zeven jaar ook de beste van Europa, maar ook de Nederlandse baanwielrensters behoren op de sprintonderdelen al jaren tot de wereldtop. „Ze mogen in de publieke perceptie dan in de schaduw van de mannen staan, maar deze vrouwen hebben laten zien dat ze bij de besten horen”, zegt bondscoach Mehdi Kordi.

Tropische temperaturen

Terwijl het buiten tien graden vriest, tikt het kwik in Omnisport tropische temperaturen aan. Het brengt Van der Peet ertoe haar pak half uit te trekken – er is toch nauwelijks iemand die het ziet, de hal zit halfvol.

Zo erg is de luwte niet, zegt Lamberink, die net als haar mannelijke evenknie Roy van den Berg een specialist is in de start op de teamsprint. „De mannen zijn de kartrekkers van onze sport, van hen verwacht iedereen dat ze winnen. Daar komt een ontzettende druk bij kijken, dat kan ook wel tegen je gaan werken. Dat hebben wij minder, wij krijgen niet continu aandacht van de pers en dat soort dingen.”

Natuurlijk zouden ze zelf ook willen winnen – „als de beste zijn betekent dat je meer aandacht krijgt, vind ik dat prima hoor”, zegt Van der Peet – maar op zoek naar aandacht is het trio van de teamsprint niet. Dus vinden ze het niet erg dat de spotlights vooral op de mannen staan gericht. „We doen het vooral voor onszelf”, zegt Van der Wouw.

Bovendien profiteren ze van het succes van de mannen. Nederland is een van de weinige landen in het baanwielrennen waar de mannen en vrouwen samen in de nationale selectie trainen. Bijvoorbeeld het VK en Polen hebben strikt gescheiden teams. Bondscoach Kordi is trots op de integratie. „Ik vind dat we net zo ambitieus moeten zijn voor de vrouwen als voor de mannen, dus we verdelen de middelen die we hebben ook zo.”

Materiaal, kleding, trainingsbegeleiding en medische behandelingen; voor zover beschikbaar is het voor de baanwielrenners in de nationale selectie volledig gelijk. Zo ervaren de vrouwen dat ook, zeggen ze. „Sinds zij op WK’s begonnen mee te doen om de prijzen is er veel meer geld geïnvesteerd in onze sport. Door hen is het baanwielrennen veel groter geworden in Nederland. Dat is ook in ons voordeel natuurlijk”, zegt Van de Wouw.

Het mooie is ook dat je van drie meervoudige wereldkampioenen in je team ook nog wat kunt opsteken, voegt Van der Peet toe. „Ik rijd net als Harrie [Lavreysen] de tweede ronde op kop, dus ik kan hem alles vragen. We hebben het wel eens over de warming-up gehad, of je dat op de rollerbank doet of op een andere manier. Zo’n tip is toch fijn, het zijn natuurlijk geen koekenbakkers van wie het komt.”

Hoewel hij voor beide groepen maar één doel heeft, ze zo goed mogelijk maken, bieden de mannen en vrouwen voor de bondscoach twee verschillende uitdagingen. „Ze zitten op verschillende trajecten. Bij de mannen is het echt nog een kwestie van finetunen, bij de vrouwen kunnen we nog grotere stappen maken”, zegt Kordi. In die zoektocht van de mannen naar steeds weer nieuwe details om zich toch weer te verbeteren, worden ook de vrouwen telkens uitgedaagd zich te verbeteren, ziet hij. „Het mooie is dat we precies weten hoe we ze beter kunnen maken. Want het is bij de mannen al gelukt.”

In dit olympische jaar lopen de doelstellingen voor de mannen en vrouwen uiteen: voor de mannen is alles minder dan een gouden medaille bij de Spelen van Parijs een teleurstelling. Kopman Lavreysen gaat zelfs voor drie olympische titels: op de sprint, keirin en teamsprint.

Olympische plak

Maar Kordi verwacht tijdens de Spelen ook veel van zijn rappe vrouwen – hij mikt op twee medailles: een individuele, op de sprint of keirin, en een op de teamsprint. Die laatste zou historisch zijn; nog nooit haalde Nederland op dat laatste onderdeel bij de vrouwen een olympische plak. „De mannen zijn al zo lang zo goed, dat zij in Parijs een dynastie kunnen stichten”, zegt Kordi. „Maar de vrouwen kunnen daar geschiedenis schrijven.”

Dat zou kunnen gebeuren zónder Shanne Braspennincx, de regerend olympisch kampioen op de keirin. Zij moet de EK, die gelden als een onderlinge testwedstrijd voor de Nederlandse rensters, aan zich voorbij laten gaan omdat ze niet voldoende is hersteld van een blessure. Welke gevolgen dat heeft voor haar plek op de teamsprint bij de Spelen wordt pas later duidelijk.

De drie rensters die in Apeldoorn naar EK-brons reden hebben er vertrouwen in dat het olympische podium haalbaar is, al moeten we niet op goud rekenen, zegt Van der Peet. De afgelopen jaren zijn de Britten en met name de Duitsers uit het zicht verdwenen, en ook China toonde zich meermaals sterker. Van der Peet: „We moeten realistisch zijn. Het klinkt natuurlijk stom om te zeggen dat je voor brons gaat, maar als we in Parijs derde worden, dan zijn we megablij.”