In toneelstuk ‘Fokker Blankers Tol’ vraagt Ef zich af: wat de fuck doen mijn zussen in mijn huis?

‘Wat doen jullie hier?” Ef (Renée Fokker) heeft er genoeg van. Van haar twee oudere zussen – Tee (Henriëtte Tol) en Bee (Anne Wil Blankers) – die onaangekondigd bij haar op de stoep staan. Van de lange radiostilte die daaraan vooraf is gegaan. Van de geheimzinnigheid waarmee hun bezoek gepaard gaat. Van het gevoel er nooit helemaal bij te horen, niet serieus genomen te worden, alleen achter te blijven. En hoe langer de onverklaarde visite duurt, hoe ongeduriger Ef wordt. Dus ze herhaalt het nog maar een keer: „Wat de fúck doen jullie hier?”

De nieuwe theatervoorstelling Fokker Blankers Tol, met tekst van Marijke Schermer (Liefde, als dat het is) en regie van Guy Clemens (De Zaak Menten, Kunsthart), draait volledig om de relatie tussen drie van elkaar vervreemde zussen op leeftijd. Hoewel het drietal nog maar weinig met elkaar omgaat, vallen ze bij het onverwachtse weerzien – Tee en Bee hebben onafhankelijk van elkaar besloten om bij hun jongste zus langs te gaan – direct terug in oude patronen.

De familiedynamiek is van begin af aan helder: Ef, die door Bee nog altijd „kleine” wordt genoemd, is het gevoelige, creatieve nakomertje, dat zich nooit door haar zussen begrepen heeft gevoeld. Tee is het middelste kind: hard en ambitieus, altijd klaar om van zich af te bijten. En de kalme, wijze Bee, het oudste kind, is op jonge leeftijd noodgedwongen voor haar zusjes gaan zorgen alsof het haar eigen kinderen waren, en is ze altijd als dusdanig blijven zien.

Die karaktertrekken en onderlinge verhoudingen klinken door in ieder woordje dat de zussen uitspreken, ieder gebaartje dat ze maken. Dat is voor een belangrijk deel te danken aan de kunde van de drie ervaren actrices, die hun personages levendig en zorgvuldig neerzetten.

De tekst van Schermer maakt het de spelers geregeld mogelijk om dat subtiel en overtuigend te doen, met de nodige humor. De manier waarop Tee en Bee het huis van hun zusje bestormen, zegt veel over hun karakters zonder dat daar veel woorden aan vuil hoeven te worden gemaakt. Tee begint haar bezoek met raadselachtige instructies („Leg dit ‘ijs’ in de vriezer”, zegt ze terwijl ze haar zus een in zilverfolie gewikkelde laptop overhandigt) en verhulde kritiek („Sliep je? Je ziet eruit alsof je sliep”), terwijl Bee haar zusje omarmt en haar onmiddellijk begint uit te leggen hoe ze in elkaar steekt („Ik ken jou, je hebt niet altijd zin om open te doen; je bent een beetje mensenschuw geworden”).

Daartegenover staan veel momenten waarop de familiegeschiedenis van de zussen wel erg grondig uit de doeken wordt gedaan, en expliciet wordt gebruikt om te verklaren hoe ze de vrouwen zijn geworden die ze nu zijn. Dat is veel minder interessant dan de verhalen die zich in het hier en nu voltrekken (want, om met Ef te spreken: wat komen Tee en Bee hier nou eigenlijk doen?) en voelt bovendien onnodig uitleggerig. Fokker Blankers Tol is daarmee een te keurig getekend familieportret geworden om tot nadenken te stemmen – maar een warm en vermakelijk portret is het zeker.