Honderd uur debat over de pensioenwet: heeft de Kamer nog iets veranderd?

Vier aanpassingen aan de pensioenwet Donderdag stemt de Tweede Kamer in ruime meerderheid voor de pensioenwet. Welke veranderingen zijn er afgedwongen?

Minister Carola Schouten (Pensioenen, ChristenUnie) eerder deze maand tijdens een pensioendebat.
Minister Carola Schouten (Pensioenen, ChristenUnie) eerder deze maand tijdens een pensioendebat.

Foto Sem van der Wal/ANP

Ze hebben er uitzonderlijk veel tijd aan besteed. De Tweede Kamerleden die de pensioenwet behandelden, kregen de laatste maanden meer dan duizend pagina’s aan leeswerk, stelden duizenden vragen aan minister Carola Schouten (Pensioenen, ChristenUnie) en spraken er in de debatzalen ruim honderd uur over.

Maar wat heeft dat opgeleverd? Heeft de Tweede Kamer nog belangrijke veranderingen kunnen afdwingen in de grote pensioenhervorming?

Deze donderdag stemt de Tweede Kamer over de wet. De vier coalitiepartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie willen voor stemmen, evenals de oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en SGP. Samen hebben zij een meerderheid van bijna twee derde in de Tweede en Eerste Kamer.

Kamerleden hebben 45 wijzigingsvoorstellen ingediend bij de wet. Daarover is dinsdag al gestemd: 21 kregen een meerderheid en worden verwerkt in de wettekst. En daar zitten best fundamentele wijzigingen tussen. Eerder heeft Schouten ook al meerdere aanpassingen gedaan, op verzoek van de Tweede Kamer.


Lees ook: Een miljardenoperatie met de pensioenen – waar is dat voor nodig?

Toch zijn de hoofdlijnen van het wetsvoorstel niet veranderd. Er komen persoonlijke pensioenpotjes, waarin het geld dat werknemers nú hebben opgebouwd centraal staat. Beloftes over hoe hoog de toekomstige uitkering wordt, verdwijnen. Dat geeft pensioenfondsen de vrijheid om kleinere financiële reserves aan te houden. Mensen zullen beleggingswinsten daardoor sneller terugzien in hun pensioenpotje of hun uitkering, maar verliezen ook.

Wat er wél veranderde? De vier opvallendste aanpassingen.

1 Meer werknemers krijgen pensioen

Toen Schouten haar wetsvoorstel in maart naar de Tweede Kamer stuurde, wist zij al dat de PvdA en GroenLinks van alle oppositiepartijen het meest bereid waren om haar pensioenhervorming te steunen, om een meerderheid in de Eerste Kamer mogelijk te maken. Maar zij wist ook: hun steun is niet gratis.

De twee linkse partijen hadden in 2019 al hun steun uitgesproken voor het pensioenakkoord tussen het vorige kabinet, werkgeversclubs en vakbonden – waar de wetswijziging uit voortkomt. Maar in de Tweede Kamer voegden zij daar een harde voorwaarde aan toe: meer werkenden moeten een pensioenregeling krijgen.

Ongeveer 1,7 miljoen werkenden bouwen geen aanvullend pensioen op, volgens CBS-cijfers over 2019 – de meest recente. Bijna de helft van hen is zelfstandig ondernemer. De andere helft is werknemer in loondienst.

Werkgevers en vakbonden spraken in het pensioenakkoord al af om dat aantal te verkleinen, zonder veel vergaande afspraken te maken over hoe dat doel bereikt kon worden. Het meest concrete resultaat was dat uitzendkrachten nu na acht weken werken al pensioen beginnen op te bouwen. Tot voor kort begon die opbouw pas na een half jaar. Verder werd vooral afgesproken om het „bewustzijn” te vergroten en „drempels” te verlagen.


Lees ook: Jong en zonder pensioenopbouw: valt dat ooit nog in te halen?

Daarom schreven PvdA en GroenLinks drie wijzigingsvoorstellen voor de pensioenwet over dit onderwerp. Die móésten worden aangenomen, zeiden ze. En dat gebeurde: onder meer de vier coalitiepartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie stemden ervoor.

Daardoor komt in de wet een doelstelling om het aantal werknemers zonder pensioenregeling in vijf jaar tijd te halveren. De leeftijd waarop werkenden uiterlijk moeten beginnen met hun pensioenopbouw wordt verlaagd van 21 naar 18 jaar. En uitzendkrachten moeten straks ook over de eerste acht weken van hun baan pensioen gaan opbouwen.

2 Fondsen krijgen minder vrijheid

Het was een van de meest lastige én technisch ingewikkelde kwesties van de wet: de manier waarop pensioenfondsen hun gezamenlijke pensioenpot moeten opknippen in persoonlijke potjes. Wie krijgt welk deel van de pot? Hoe bereken je dat op een eerlijke manier?

De wet geeft daarvoor regels en kaders, maar schrijft niet álles voor. Vakbonden, werkgevers en pensioenfondsen behouden vrij veel ruimte om keuzes te maken. Vooral omdat de ruim 180 pensioenfondsen onderling sterk verschillen – bijvoorbeeld in financiële gezondheid en gemiddelde leeftijd van de werknemers en gepensioneerden in het fonds.

De Tweede Kamer heeft die vrijheid iets ingeperkt, door meer regels te stellen.

Er zijn twee rekenmethodes die fondsen mogen gebruiken om hun grote pensioenpot te verdelen over de persoonlijke potjes. De een is relatief simpel, de ander is verfijnder, maar ook ingewikkelder.

Die tweede, ingewikkelde methode kon tot extreme uitkomsten leiden, waarbij mensen veel minder geld meekrijgen dan nú voor hen gereserveerd is. Pensioenfondsen zeggen zelf dat ze het nooit zover zouden laten komen. Maar Kamerleden vonden dit zorgelijk. Niet alleen de oppositie, ook de vier coalitiepartijen stelden hier veel vragen over.

Daarop heeft Schouten in de wet gezet dat fondsen in principe de simpele methode moeten gebruiken – tenzij ze aantonen dat ze daarmee niet uit de voeten kunnen. Voor fondsen die toch de ingewikkelde methode gebruiken, heeft ze een ondergrens toegevoegd: iedereen moet minimaal 95 procent meekrijgen van het bedrag dat nú voor hen op de balans van het fonds staat.

3 Minder extreme beleggingsrisico’s

Ook op beleggingsgebied zijn er meer regels gekomen voor pensioenfondsen. Volgens het wetsvoorstel mochten zij jongeren extreem hoge beleggingsrisico’s laten lopen: voor elke euro die jonge werknemers belegden, zouden zij in theorie meer dan duizend euro kunnen winnen of verliezen. Het fonds laat hen dan als het ware geld ‘lenen’ van oudere werknemers en gepensioneerden in het fonds, voor wie het beleggingsrisico lager is.

Partijloos Kamerlid Pieter Omtzigt noemde dit „een achilleshiel van het nieuwe stelsel”, toen hij in anderhalf uur zijn mening over het stelsel uiteenzette. Zijn vrees: dat de pensioenpotjes van jongeren bij een beurskrach „volledig verdampen”.

Ook Schouten vond zó’n hoog risico onwenselijk. Maar zij wilde niet, zoals Omtzigt vroeg, fondsen volledig de mogelijkheid afnemen om jongeren méér risico te laten nemen dan wat ze inleggen. Volgens Schouten kunnen fondsen op deze manier hogere rendementen halen. „En dat heeft weer effect op de hoogte van de uitkeringen”, zei ze in een debat. Daarnaast hebben jongeren volgens Schouten nog lang de tijd om eventuele verliezen goed te maken. Ook pensioenfondsen zelf wilden deze mogelijkheid niet kwijtraken.

Wel heeft Schouten, als reactie op vragen uit de Kamer, een maximum geïntroduceerd: voor iedere ingelegde euro mag een jongere maximaal 1,50 euro beleggingsrisico lopen.

4 Gepensioneerden worden gelijkgetrokken

In het nieuwe stelsel dreigde het voor de pensioenfondsen erg lastig te worden om alle gepensioneerden jaarlijks dezelfde pensioenverhoging- of verlaging te geven.

Dat komt doordat het pensioen persoonlijker wordt. De uitkering van gepensioneerden wordt uit hun persoonlijke potje gehaald. Maar als tussentijds bijvoorbeeld de rente of de leeftijdsverwachting verandert, beïnvloedt dat de hoogte van de uitkering die je uit je potje kunt halen. En dat effect is voor de oudste gepensioneerden altijd iets anders dan voor de jongere.

Pensioenfondsen- en uitvoerders willen die verschillen graag terzijde schuiven. Zij vrezen klachten als bijvoorbeeld een 70-jarige gepensioneerde ziet dat zijn pensioen sterker omlaag gaat dan dat van een 71-jarige in hetzelfde fonds. Dat zou ook het vertrouwen in het stelsel aantasten.

Tot begin deze week hebben pensioenfondsen gelobbyd voor een aanpassing. Hun verzoek: geef ons de mogelijkheid om alle gepensioneerden dezelfde pensioenverhoging- of verlaging te geven.

CDA-Kamerlid Hilde Palland had daar al een wijzigingsvoorstel voor ingediend. Maar minister Schouten wilde dat niet omarmen, in het laatste pensioendebat vorige week. Als de 70- en 71-jarige tóch hetzelfde behandeld worden, ondanks hun feitelijke verschillen, leidt dat tot enige herverdeling. En dat, zei Schouten, is strikt genomen in strijd met de „kaders van het pensioenakkoord” waar het kabinet zich aan gebonden voelt.

Tegelijk liet Schouten doorschemeren dat haar bezwaren niet onoverkomelijk zijn: „Ik begrijp heel goed wat mevrouw Palland vraagt.” Mede daardoor, én door de druk uit de sector stemden vrijwel alle partijen dinsdag voor haar voorstel.


Lees ook: Hoe controleer je een ‘gruwelijk complexe’ pensioenwet?

Lees verder…….