Het klinkt tegenstrijdig, toch kan het: de Nederlandse economie krimpt en groeit tegelijk

Aan de vooravond van Prinsjesdag is de prognose voor de economie misschien nog iets te rooskleurig, vreest

Als je héél goed luistert, kun je het horen: een zacht gemurmel dat voor het slapengaan opstijgt van de beurzen, de centrale banken of de beleidsmakers die de begroting voor volgend jaar in elkaar sleutelen. Het zijn de smeekbeden om een ‘zachte landing’ van de economie. De rentes zijn fors gestegen, de inflatie hakte een gat in de koopkracht en het vertrouwen van zowel consumenten als ondernemers is laag. Dat zou een recept kunnen zijn voor een forse recessie, maar het kán ook allemaal meevallen.

Op de financiële markten houdt de hoop stand op zo’n zachte landing, waarbij de economie vertraagt en de hoge inflatie daalt, zónder drama of schokken. Waarna iedereen weer over kan gaan op de orde van de dag. Het gros van de aandelenindices wijst daar ook op: Amerikaanse aandelen noteren 16 procent hoger dan begin dit jaar, Europese (in euro’s gerekend) 8 procent en wereldwijd zijn de koersen ruim 10 procent hoger.

Maar er zijn natuurlijk verschillen tussen landen. Nederland had in de eerste twee kwartalen van dit jaar al te maken met een krimp van het bruto binnenlands product ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Dat is, volgens de grove definitie die daarvoor geldt, een recessie. En de vooruitzichten zijn niet heel erg goed.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek houdt elke maand een ‘conjunctuurklokindicator’ bij. Dat is een relatief onbekend, maar echt enig instrument met een flinke jarenvijftig-vibe. Hij loopt niet op de ontwikkelingen vooruit, maar houdt wel goed bij wat er gebeurt in de economie. Dat gaat onder meer op basis van het geregistreerde vertrouwen, gerealiseerde consumentenuitgaven, de industriële productie. Een goede indicator die juist vooruitkijkt, is de inkoopmanagersindex (PMI), die in Nederland wordt bijgehouden door brancheorganisatie Nevi.

Beide indicatoren staan er niet goed voor. De PMI verbeterde de afgelopen maanden weliswaar iets, maar wijst nog steeds op afnemende economische activiteit.

Aan de vooravond van Prinsjesdag, komende dinsdag, is de voortgang van de economie extra van belang. Het Centraal Planbureau (CPB), dat de economische context voor de begroting levert in de Macro Economische Verkenning (MEV), voorziet een economische groei van 0,7 procent in heel 2023 en van 1,4 procent volgend jaar. Dat zou je, met recht, een zachte landing kunnen noemen. Maar er is wel iets vreemds mee aan de hand. Om na twee kwartalen van recessie, in de eerste helft van dit jaar, nog op 0,7 procent economische groei voor heel 2023 uit te komen, zal de economie in het huidige derde kwartaal én het laatste kwartaal met 0,4 procent moeten groeien. Anders kom je er logischerwijs niet.

De CPB-prognose impliceert dus dat het economisch herstel eigenlijk al begonnen is, en dat lijkt in tegenspraak met de indicatoren over de economie zelf. De uitkomst van deze calculatie was zó opmerkelijk dat hij voor zekerheid even is voorgelegd aan een zeer door de wol geverfde oud-CPB’er. Die kwam op hetzelfde uit.

Als je uitgaat van géén of minimale kwartaalgroei voor de twee laatste kwartalen van dit jaar, valt de jaargroei voor 2023 lager uit, op tussen de 0,4 procent en 0,5 procent – en dat is ook de prognose van de economen van ABN Amro. Voor de 0,2 procent jaargroei over heel 2023 die ING voorziet, zijn eigenlijk twee kwartalen van lichte krimp nodig.

Maar wacht eens even: hoe kan er in dat laatste scenario, van vier kwartalen economische krimp achtereen, tóch nog een groei van 0,2 procent over het hele jaar uitkomen? Krimpt en groeit de economie dan tegelijkertijd?

Ja, dat kan, en het komt door het ‘overloopeffect’. Dat treedt op als de economie in het vierde kwartaal van een jaar extra hard groeit. Het niveau van het bruto binnenlands product wordt daar aan de vooravond van het nieuwe jaar dusdanig door opgetild, dat van kwartaal op kwartaal licht kan worden gekrompen, terwijl er in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar (toen het niveau van het bbp dus flink lager was) nog steeds een groei uitrolt.

Dat is ook het geval: de economie groeide in het laatste kwartaal van 2022 opeens met 0,9 procent van kwartaal op kwartaal. En dat effect klinkt nog steeds door. Het overloopeffect kan trouwens ook volgend jaar gelden, maar dan andersom. Gaan we met minimale kwartaalgroei 2023 uit, dan zal je zien dat wanneer er een flink herstel is in de kwartaalcijfers, het jaarcijfer voor heel 2024 kan blijven tegenvallen.

Doet al dat gecijfer ertoe? Ja en nee: Op de ‘vloer’ van de economie verandert er misschien weinig, maar Den Haag heeft dezer dagen óók te maken met een mathematische werkelijkheid. Prognoses bepalen de beleidsruimte en het debat – zie de oplaaiende discussie over de begrotingspolitiek.

Tot slot een goodie: de huizenmarkt is van grote invloed op de Nederlandse economie, en de vermogensverliezen die daar nu worden geleden, kunnen een flinke rol gaan spelen. Over die ijsberg later meer.

txt4.

Lees verder…….