Gebroeders Jussen vlammen in mythische droomvlucht van Turkse componist Fazıl Say

Ze lijken wel in trance achter de piano: ogen dicht, hun hoofden zwiepend op de muziek, iets van elkaar afgedraaid. Alsof ze in hun eigen droomwereld zijn verzonken – of beter: in de mythische droomwereld van Anka kusu, de feniks-achtige vogel uit Perzische legendes die Fazıl Say inspireerde tot een vierhandig pianoconcert. De Turkse componist schreef het speciaal voor de Jussens en vrijdagavond klonk het in Enschede voor het eerst op Nederlandse bodem. De muziek borrelt van oosterse invloeden en jazzy ritmes en met creatieve speeltechnieken zoals het met de hand afdempen van de pianosnaren.

Een uit de zwaarte oprijzend openingsmotief zwelt aan naar een uitbarsting van percussief pianospel. De chemie tussen de Jussens en Amsterdam Sinfonietta, het strijkorkest dat zonder dirigent speelt maar voor de gelegenheid wel is uitgebreid met vier blazers en twee slagwerkers, is duidelijk goed: syncopes zoals hier klinken, zijn niet eenvoudig zonder dirigent, maar het orkest speelt ze vlekkeloos, én met plezier.

Het idioom van Say kunnen Lucas en Arthur Jussen inmiddels wel dromen. Ze speelden al eerder de Duitse en Amerikaanse premières van dit pianoconcert, en op hun debuut in de serie Meesterpianisten in het Amsterdamse Concertgebouw voerden ze in 2018 een opdrachtwerk van Say uit: het vierhandige Night dat net zulke dreunende ritmiek bevat als in Anka kusu te horen is.

Hand in de piano

Gaandeweg maakt de trance plaats voor concentratie als de broers synchroon van hun kruk oprijzen en elk een arm in de vleugel leggen om de snaren af te dempen, terwijl ze met hun andere hand jazzy loopjes aan elkaar doorgeven. Het doffe geluid versmelt geheimzinnig met de klank van de strijkers, die met het hout van hun strijkstok op de snaren tikken. En dan klimt de muziek ineens omhoog, alsof de feniks boven de wolken uitstijgt – voordat Say hem kort daarna met een trommelslag laat crashen.

Na de pauze klinkt Schuberts Lebensstürme, ook een pianowerk voor vier handen, dat bij de Jussens van een beheerste dreiging naar code rood evolueert, en het ‘Adagio’ uit Mahlers onvoltooide Tiende symfonie. De bewerking voor strijkorkest door de jonge Nederlandse componist Primo Ish-Hurwitz (22) begint met één enkele, ijzige altviool die langzaam ontdooit en bijval krijgt van de rest. Amsterdam Sinfonietta speelt zo warm dat je het koper nauwelijks mist, zelfs niet in dat gillend dissonante 9-toonsakkoord, waarboven concertmeester Candida Thompson de trompetsolo uit haar viool schettert.