Bij Bolsius willen ze dat de kaars ook geluid gaat maken

Reportage

Kaars Decennia ontwikkeling zitten in de ‘kwaliteitskaars’. Fabrikant Bolsius weet hoe die kaarsen lang en mooi branden, maar er is meer wat de zintuigen beroert.

De afdeling onderzoek en ontwikkeling van kaarsenfabrikant Bolsius in Schijndel.
De afdeling onderzoek en ontwikkeling van kaarsenfabrikant Bolsius in Schijndel.

Foto Niels Blekemolen

Een paar jaar geleden was Bart Tegelbeckers, hoofd innovatie bij kaarsfabrikant Bolsius, bezig met een nieuw mengsel voor een kaars. Het moest een „laagsmeltende” kaars worden: jargon voor een kaars die relatief snel smelt, en daardoor gelijkmatig. Maar bij het maken van de mix met stearine – een grondstof voor het product – ontstond een onverwachte wolk. Immers, snel smelten betekent ook: snel verdampen. „Toen ging het brandalarm af.” Hup, het hoofdkantoor in Schijndel ontruimd, honderdtwintig werknemers naar buiten.

Onveilig was het niet, benadrukt Tegelbeckers. Maar bij het sleutelen aan kaarsen – een diep, diep scheikundig proces, inclusief witte jassen – gebeurt heel soms nu eenmaal iets wat je niet helemaal verwacht (de mix is uiteindelijk niet gebruikt voor een product).

Tegelbeckers weet wel dat de consument bij een kaars nooit zal beseffen hoeveel werk erin zit. Hoezeer ook de kaarsen in de winkel van een paar euro het resultaat zijn van decennia onderzoek en gesleutel, om de chemische reactie – want dat is een kaars in feite – zo betrouwbaar, esthetisch, veilig én duurzaam mogelijk te laten plaatsvinden. En tegenwoordig zelfs: zo geurig mogelijk, én – ja, echt – met een zo aangenaam geluid als mogelijk.

Maar ze moesten eens weten, die consumenten. Dat medewerkers in het lab minutieus bijhouden hoe kaarsen opbranden: in een vriezer staat deze dinsdagochtend een kaars te branden bij -5 graden, om te kijken hoe dat werkt. Verderop staan kaarsen op een weegschaal te branden, om te kijken of de brandcyclus regelmatig verloopt. En dan staan verderop in een hal in het hoofdkantoor nog een paar cabines opgesteld. Tegelbeckers vraagt soms kantoorpersoneel daar geuren te testen: hoe ruikt deze kaars? Te sterk? Te zwak?

Dertig grondstoffen

„Vroeger had je alleen maar de paraffinekaars”, vertelt Tegelbeckers, een opgewekte scheikundig technoloog die met zijn 34 jaar niet overkomt als het typische hoofd onderzoek bij een groot bedrijf. Paraffine is een aardolieproduct waar van oudsher kaarsen van worden gemaakt. „We gebruiken nu dertig grondstoffen.”

Voor een belangrijk deel zijn dat nog altijd verschillende paraffines, maar ook allerlei soorten dierlijke en plantaardige vetten als stearine. In verschillende bakjes liggen ze klaar in het laboratorium in het hoofdkantoor – ogenschijnlijk allemaal hetzelfde transparante, vloeibare materiaal, maar het gebruik van de verschillende ingrediënten verandert de eigenschappen van een kaars.

Tegelbeckers: „Een traditionele paraffinekaars wordt langzaam flexibel. Je kan ’m eerst een beetje indrukken, daarna wordt-ie vloeibaar.” Hoe snel dat gaat, hangt af van het recept. „Sommige paraffines worden bij 45 graden al vloeibaar, andere bij 50.” Stearines houden de kaars vaak langer stevig.

Dat maakt nogal uit: een theelichtje mag gelijk vloeibaar worden, want dat zit toch in een houder en maakt je tafel dus niet vies. Maar een buitenkaars, bijvoorbeeld, kan beter een wat hoger smeltpunt hebben, anders gaat hij smelten zodra de zon erop schijnt.

Een hoger smeltpunt betekent alleen weer dat de kans toeneemt dat de randen omhoog blijven staan bij het branden, omdat het aan die randen niet warm genoeg wordt – een ongelijk smeltprofiel, wat geldt als minder mooi. „Dat is altijd een afweging.”

Foto Niels Blekemolen

Griprandjes

Veel van deze aspecten beheerst Bolsius, opgericht in 1870 door Antonius Bolsius, inmiddels tot in de puntjes. Het concern (1.500 werknemers wereldwijd, omzet ongeveer 200 miljoen euro) is een van de grootste ‘kwaliteitskaarsenbedrijven’ ter wereld. Eigenaar is sinds 1978 de familie Kristen, ooit zelf groot geworden met een kaarsenfabriek in het Brabantse Boxmeer.

Toch is er nog meer dan genoeg voor Tegelbeckers om aan te puzzelen in het lab in Schijndel. Kaarsen moeten wat Bolsius betreft méér kunnen dan alleen mooi en lang branden. Helemaal opbranden, bijvoorbeeld, zonder restjes was en zonder afval, door ze in een speciaal soort dubbelwandig glas te zetten, een recente innovatie die veel denkwerk vereiste. Of veilig staan, doordat de onderkant griprandjes heeft die goed in een kandelaar passen.

Of natuurlijk: lekker ruiken. De geurkaarstrend, afkomstig uit de Verenigde Staten, vindt volgens Bolsius dezer dagen langzamerhand zijn weg naar Europa. Voor Bolsius, van oudsher op Europa gericht, is dat relatief nieuw.

In feite is het procedé niet ingewikkeld: een geur kan je opwekken door een paar procent van een vloeibaar geurmengsel in de kaars te stoppen. Het probleem is dat dit weer het brandgedrag verandert. „Als je 8 procent toevoegt van iets wat eigenlijk niet brandt, heeft dat invloed.” De oplossing is bijvoorbeeld de pit (het touwtje) dikker maken: die zuigt dan meer paraffine op, waardoor de vlam op peil blijft.

Maar bij geur blijft het wat Bolsius betreft niet. De kaars moet uitgroeien tot een product dat zoveel mogelijk zintuigen beroert.

De afdeling die het assortiment beheert, kwam met het idee bij de onderzoeksafdeling. Een kampvuur, dat knispert zo lekker – kan dat niet ook met een kaars? Het leidde uiteindelijk tot een opvallende innovatie in kaarsenland: een buitenkaars met een houten pit.

Tegelbeckers pakt er een van een plank. Op de plek waar normaliter de katoenen pit zit, zit nu een klein houten staafje dat omhoog steekt uit de kaars. „Het was een heel moeilijk product. Hout is een nieuw materiaal voor ons.” Dan ga je zoeken naar een goede soort, maar het moest wel FSC-hout (een duurzaamheidskeurmerk) zijn. „Dat maakte de keuze alweer beperkter.” En de kaars moest ook weer niet te duur worden.

Uiteindelijk werd een soort gevonden waarbij het plan werkte. Voor zeven euro is nu een knisperkaars te krijgen. Lastig bleef dat de vlam die van het hout af komt erg klein is. „Toen hebben we het randje van de kaars wat hoger gemaakt, zodat de vlam niet zo snel uitwaait.”

Aardolie

De grootste uitdaging voor Tegelbeckers de komende jaren is om een kaars uiterlijk hetzelfde te houden, terwijl vanbinnen alles verandert. Bolsius wil het liefst zo min mogelijk paraffine gebruiken. Dat is niet het meest klimaatvriendelijke materiaal, gezien de aardolie die nodig is om het vet te maken. Weinig mensen zullen weten dat Bolsius naast de raffinaderij in Moerdijk een eigen opslagdepot heeft met paraffinetanks.

„We bekijken nu: kunnen we meer vetten gebruiken?” Maar lastig is het wel, want niets zo geschikt voor een kaars als paraffine. Bij het gebruik van extra vetten loop je weer tegen allerlei andere dingen aan. „Dierlijke vetten wil je eigenlijk ook zo min mogelijk gebruiken. Dus dan ga je kijken naar stearines en vetten uit planten.” Bovendien wordt een vettige kaars, inderdaad, vet – en dat is niet fijn om aan te raken.

Het zijn veel uitdagingen tegelijk, en de oplossingen moeten de komende jaren nog uitgevonden worden. Tegelbeckers, lachend: „Voor mij is dat super.”

Lees verder…….