
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

In het laatste jaar dat ik wielrenner was, had ik een ploeggenoot die als man is opgegroeid. Ze reed al jaren mee in het vrouwenpeloton, en had haar plek met hart en ziel veroverd. Alle kritiek, alle scepticisme; ze had het met verve doorstaan. Voor ons was het geen kwestie meer. Ze hoorde bij ons. Af en toe reed ze een goede uitslag, en dan sprong de buitenwereld er ineens weer op. Vanuit het peloton werd ze steeds feller verdedigd.
Zeker toen ze haar levensverhaal liet optekenen, door mij. Lang heb ik me afgevraagd waarom je na zo’n transitie nog meer gedoe opzoekt door op het hoogste niveau aan sport te willen doen. Zelden voerde ik zo’n indrukwekkend gesprek, en ik begreep haar daarna volledig. Het gedoe om als transvrouw mee te doen in een vrouwencompetitie viel volkomen in het niet bij alle ellende die ze had doorstaan in haar leven daarvoor. Wedstrijdwielrennen was een cadeau dat zij zichzelf gaf. Ze voldeed aan alle regels van de (inter)nationale sportbonden, en verder had niemand er iets mee te maken. Die regels gingen over maximale testosteronlevels en hoe lang haar transitie al geleden was.
Binnenkort behandelt de Tweede Kamer een wetsvoorstel waarmee het makkelijker moet worden om je geslacht te wijzigen. Er is geen oordeel van een deskundige meer nodig. Ook mensen die geen transitie hebben doorgemaakt, kunnen hun geslacht eenvoudig veranderen in ‘vrouw’. Voor de sport betekent deze wetswijziging in extremis dat mensen die lichamelijk volledig man zijn, mogen meedoen bij de vrouwen – de wet gaat boven regels van sportbonden.
Ik heb maanden geaarzeld om hierover te schrijven. En ik weet dat deze column me een flinke shitstorm gaat opleveren. Maar ik vind dat we hierover moeten kunnen praten met elkaar. En dat kan nu niet. Veel vrouwen in de (top)sport hebben bedenkingen bij deze wetswijziging, maar probeer je dat voorzichtig ter sprake te brengen, dan word je in de pan gehakt. Meestal door mensen die zich nooit met sport bezighouden. Je wordt woedend uitgemaakt voor transhater.
Dat ben ik niet. Sportvrouwen zijn dat niet. Ik gun het iedereen zichzelf te kunnen zijn. Tegelijkertijd hebben we ooit afgesproken dat we in de sport discrimineren. Op gewicht – zie judo of boksen. Op leeftijd. Op sekse. Zelfs de Algemene Wet Gelijke Behandeling is hierop aangepast: de sport bedenkt zijn eigen regels, staat daarin. Omdat de helft van de wereldbevolking anders nooit kans maakt om te winnen, want mannen zijn fysiek nu eenmaal sterker.
Natuurlijk kunnen we die afspraak veranderen en de categorieën opheffen, maar dan winnen vrouwen nooit meer. Terwijl zo lang bevochten is om als vrouw überhaupt een plaats te mogen hebben in de sport . In sommige sporten is het nog steeds niet vanzelfsprekend dat de vrouwentak gelijkwaardig is aan die van de mannen.
Mijn oud-ploeggenote gaf onlangs een heel wijs interview. Laat het er maar op aankomen, zei ze. Dan zien we vanzelf of mensen met een mannenlichaam overal gaan winnen in vrouwencompetities. Zij verwacht van niet. Ik verwacht met haar mee – zo’n vaart zal het niet lopen.
Maar tegelijkertijd voelt het verkeerd dat we hier zelfs als sportvrouwen niet een open gesprek over kunnen voeren, om te kijken of we op wetenschappelijke gronden niet ergens de grens zouden moeten trekken tussen man en vrouw. We hebben niet voor niets gestreden om als volwaardige categorie te worden gezien.