
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.

Zestien keer valt het woord gemeenten in het coalitieakkoord. Zestien keer wordt duidelijk hoezeer het nieuwe kabinet gemeenten nodig heeft voor beleid dat juist kwetsbare levens raakt. Het begint al op de eerste pagina van het eerste hoofdstuk. Daar staat: „We werken aan een overheid die betrouwbaar, dienstbaar, dichtbij en rechtvaardig is.” En: „Hierbij trekt het kabinet nadrukkelijk samen op met gemeenten, die als eerste overheid optreden.”
Die ‘eerste overheid’ heeft nogal wat te doen. Tijdens de recente koopkrachtdreun zagen we weer hoe belangrijk gemeenten zijn. Zij zien waar de hoge energierekening het hardste aankomt. Zij weten waar de mensen in doorwaaiwoningen met lage inkomens wonen. Het kabinet leunt op de gemeenten om deze groep 800 euro te geven als tegemoetkoming.
De slachtoffers van de Toeslagenaffaire beter helpen? Het coalitieakkoord wil een grotere rol voor gemeenten. Leerachterstanden? Armoede? Laaggeletterdheid? Mensen uit de bijstand naar werk helpen? Kwetsbare ouderen steunen? Vluchtelingen opvangen? Woninglocaties opleveren? De gemeenten doen het. Soms met een kleine rol, dan weer met een grote. Waar de Haagse modellenwereld van koopkrachtplaatjes niet werkt, waar contact met echte mensen is vereist, daar zijn de gemeenten.
De kabinetten-Rutte hebben gemeenten belangrijker gemaakt. Vooral in 2015, toen sociale regelingen werden ‘gedecentraliseerd’ door Rutte II. De zorg voor hulpbehoevende ouderen, voor mensen met een arbeidsbeperking en de jeugdzorg werden overgedragen. Hoe is het in hemelsnaam dan mogelijk dat het kabinet nu ruzie heeft met gemeenten? Over geld, over zeggenschap, over wat het Rijk eist. Het idee achter de decentralisaties was dat gemeenten beter kunnen zien wat hun inwoners nodig hebben. Maar ruimte voor maatwerk kregen ze maar beperkt. En er werd direct door het kabinet op bezuinigd. Gemeenten moeten meer en mogen minder.
Een kabinet dat het vertrouwen tussen burgers en overheid wil herstellen, laat gemeenten niet aanmodderen in deze bestuurlijk-financiële kwelder. Dat doet niet alsof er veel méér geld naar jeugdzorg gaat, terwijl het kabinet níet voldoet aan de arbitrage-uitspraak van een commissie van wijzen, die de ruzie moest sussen. Ja, gemeenten krijgen extra geld, maar minder dan wat ze volgens die commissie nodig hebben. Dat geld is dus geen royale gunst, het is het karig invullen van een achterstallige onderhoudsplicht.
Ik snap best dat de pot met geld eindig is. En gemeenten moeten ook zelf aan de bak, schrijft het Sociaal en Cultureel Planbureau deze week: kiezen wie hulp krijgt en wie niet. Waarom krijgen meer kinderen jeugdzorg, maar staan de kinderen met de grootste problemen lang in de wacht? Vereng het probleem niet tot geldgebrek, waarschuwen deskundigen. Dit gaat over beslisvrijheid, die gemeenten ook zélf hebben beperkt door ‘samenwerkingsverbanden’ aan te gaan met andere gemeenten. Maar gemeenten zijn ook niet geholpen met de truc die dit kabinet toepast: vooral eenmalig geld erbij.
Gemeenten staan voor grote, extra taken, als je het SCP leest. Ze moeten de gevolgen van corona opvangen, meer kwetsbare ouderen steunen (door vergrijzing neemt het aantal ouderen toe en het aantal mantelzorgers af) en hun dorpen en steden klimaatvriendelijk maken zonder bewoners in de hoogste boom te drijven. Wie spreekt over de menselijke maat heeft het over gemeentes. Reden om als kabinet per direct in relatietherapie te gaan en gemeenten te behandelen met het respect dat ze verdienen.